Posts in Tekst
Een gezegend mens

Het was zaterdagavond, half acht—de tijd waarop ik normaal gesproken onderuit zak voor de Bundesliga en ik langs fraaie affiches kom als Eintracht Braunschweig tegen FC Erzgebirge Aue, tot ik de samenvattingen van de eerste liga heb bereikt.

Maar deze zaterdagavond zat ik op een harde designstoel in een televisiestudio. Het was een live-uitzending van het programma Kassa en ik zou in debat gaan met een bankdirecteur, een vrouw die geheel in het zwart was gekleed, op een gele sjaal na die over haar schouders hing als de stola van een priestergewaad. In het begin van het gesprek werden er geen vragen aan mij gesteld. Ik luisterde naar de directeur en ondertussen zwol mijne kop steeds verder op met de argumenten die ik ’s middags had voorbereid. Toen kwam eindelijk de eerste vraag. Mijn lippen maakten zich los van elkaar en ik liep leeg als een ballon vol woorden.

Na afloop belde ik mijn vrouw. Ze vroeg of ik veel lovende reacties had gekregen. Ik zei dat ik een sms’je had gekregen. Nog tijdens de uitzending had een vriend me de mededeling gestuurd: ‘Je kunt haar nu pakken, ze is er helemaal rijp voor.’ Ik dacht dat hij het had over de directeur met de gele sjaal, maar het bleek te gaan over de presentatrice van het programma, waarvoor hij een meer dan zakelijke belangstelling had ontwikkeld.

Mijn dochters hadden ook gekeken, thuis, in hun pyjamaatjes. Later hoorde ik dat jongste, van drie, een beetje in paniek was geraakt omdat ik ineens in de televisie zat. ‘Hoe komt pappa nou weer uit de televisie?’ vroeg ze steeds indringender. Ze had al achter het dunne scherm gekeken, maar daar was ik ook al niet. Het was eng allemaal. De oudste, van zeven, kreeg ook een beetje buikpijn omdat de directeur met de gele sjaal kwaad leek te zijn op mij. Mijn vrouw probeerde haar tevergeefs het fenomeen ‘debat’ aan het verstand te brengen.

In de studio liet een medewerker van het programma me de reacties zien die via Twitter waren binnengekomen. Ze richtten zich bijna allemaal op de bank. Een van de uitzonderingen vatte mijn inbreng samen in twee woorden: #tja hoogleraar. Dat vond ik een mooie typering. Elke keer als je een hoogleraar in de media aantreft, zou je moeten denken: tja hoogleraar. Dat ruimt ontzettend op.
Tja hoogleraar. Ik denk het ook vaak, vooral als ik mezelf aantref in de media.

Op weg terug naar huis, voelde ik een lichte melancholie dat er geen Eintracht Braunschweig of Erzgebirge Aue thuis op me wachtte. De Bundesliga was niet opgenomen, omdat mijn gezin liefdevol Kassa had gekeken. Toen rekende ik uit hoe lang ik me zou mogen laven aan de werme belangstelling van mijn vrouw, voordat de samenvattingen van de Eredivisie zouden aanvangen. Het was niet lang. Ik voelde me een gezegend mens. Een ondankbaar mens, dat ook, maar tot dusver hadden mijn geliefden dat niet in mindering gebracht op mijn zegeningen.

Verslaving

Het bedrijfsuitje moest anders, dit jaar. Geen speurtocht of hindernisbaan, maar werken voor een goed doel. Dat idee kon op brede instemming rekenen.
    Het ging niet om het geld, maar toch werd het enthousiasme enigszins gedempt toen bleek dat goede doelen even duur waren als reguliere bedrijfsuitjes. De aanbieders van speurtochten en hindernisbanen hadden onze wensen allang voorzien en alvast de charitatieve markt overgenomen.
     Na enig speurwerk kwam onze leidinggevende bij de gemeente terecht. De plantsoenendienst had nogal geleden onder de bezuinigingen, met allerlei achterstallig onderhoud tot gevolg. Dat mochten we gratis komen doen en we kregen ook nog koffie toe. Oploskoffie, om precies te zijn.
    Ik zat in het groepje dat bruggen ging poetsen in de Delftse hout. Met schuursponsjes en emmers slootwater gingen we de bruggen te lijf.
    Na twee uur zwoegen, hadden we vier bruggen schoongemaakt. Twee waren enigszins schoon, bij de andere hadden we vooral de graffiti opgepoetst en van algen ontdaan.

[[popup file="brug.jpg" description="(thumbnail)" ]]

Na de lunch hervatten we onze taak. Een tijdje poetsten we zwijgend. Toen keek een collega op haar horloge. Het was half twee. Volgens het programma resteerde er nog een half uur van het goede doel.
    ‘Misschien kunnen we nog net twee bruggen doen,’ zei de collega. Ze zei op een toon die beter paste bij de zin: misschien krijgen we wel champagne zo meteen.
    ‘Dat zou mooi zijn,’ zei iemand anders.
    ‘Anders gaan we gewoon wat langer door,’ zei een derde.
    Er ging iets van opwinding, van begeerte door de groep. Iedereen begon sneller te schrobben met de sponsjes. Als we doorwerkten, konden we misschien nog een brug doen.
    Je hoort mensen wel eens zeggen dat ze passie in hun werk zoeken. Meestal betekent het dat ze fantaseren over ander werk. Als je ons zag schrobben, moest je constateren: het gaat niet om het werk zelf. Je hebt mensen met een verslaving aan het nuttig zijn en mensen zonder die verslaving.

Aan een ramp ontsnapt

Op dinsdag bezocht ik een conferentie die plaatsvond in Phantasialand, een pretpark ten zuiden van Keulen. Het waren gescheiden werelden, de conferentie en het pretpark. De ramen van de conferentiezalen keken uit op schuifelende bejaarden en groepen geestelijk gehandicapten die een uitje hadden.
    ’s Middags sloeg ik een sessie over en glipte ik even het park in. Tegen de vrouw die de kaartjes controleerde zei ik dat ik een half uur had en ik vroeg haar wat ze me kon aanraden om te doen. Ze leek de vraag als een belediging op te vatten. ‘In een half uur kunt u niets doen. U kunt een beetje rondlopen,’ zei ze.
    Als kind ben ik ooit met mijn ouders naar het park geweest. De naam ervan wist nog jaren warme gevoelens op te roepen, maar ik had er geen beeld bij. Nu ik er weer rondliep, kwam er geen enkele herinnering bovendrijven.
    Ik vond een achtbaan. Het was misschien 20 jaar geleden sinds ik voor het laatst in een achtbaan zat. Het was een oudere achtbaan, meer iets voor mijn kinderen. Terwijl het treintje begon te rijden, maakte ik een filmpje om thuis te laten zien.
    De eerste afdaling zag er weinig indrukwekkend uit. Maar de plotselinge versnelling van het treintje verraste me. Er gebeurde iets vreemds: ik was er ineens van overtuigd dat ik er uit kon vallen. Ik besefte dat dat niet kon kloppen, maar verder leek alles er op te wijzen dat als mijn verkrampte greep om de beugel even zou verslappen, ik uit het karretje geslingerd zou worden. De betrouwbaarheid van die greep werd ernstig ondermijnd door het feit dat ik ook een telefoon moest vasthouden. Even had ik het uitzicht ermee gefilmd, maar vanaf de eerste bocht richtte de opname zich exclusief op mijn kruis.
    Na het uitstappen had ik even het gevoel aan een ramp te zijn ontsnapt. Dat gevoel kan ik iedereen aanraden.
    De conferentie was vooral een gelegenheid om contacten te onderhouden. Ik kreeg visitekaartjes van een Distinguished Laboratory Researcher uit Japan, van een Duitse directeur wiens functieomschrijving zich beperkte tot het woord Leiter en van een Erster Kriminalhauptkommissar. Die laatste verbood me hem ooit te e-mailen op het adres dat op het kaartje was vermeld, want dat zou hij genoodzaakt zijn dat formeel in behandeling te nemen. Ik beloofde hem nooit te zullen e-mailen.

TekstMichel van EetenComment
Niet dezelfde plek (slot)

Wat er voorafging: deel 1, deel 2.

Na de man met de OV-fiets, arriveerde een man in een donkere auto. Het voertuig was her en der met stukjes duct-tape beplakt, zoals je de wondjes verzorgt van een scheerbeurt met een te bot mes. Zijn zoontje ging met een stripboek op een klapstoel zitten. Ondertussen zette de man met een geconcentreerde blik een grote De Waard-tent op – het type bezit dat bij een boedelscheiding wordt ingedeeld bij de kapitaalgoederen.
    Het zoontje deed eindeloos met het stripboek. Misschien kon hij niet zo goed lezen of wilde hij het contact met zijn leeftijdsgenoten nog even uitstellen.
    De gescheiden vriendinnen van mijn vrouw sloegen de man belangstellend gade. Hij had kort haar, een juristenbrilletje en een vriendelijke gezichtsuitdrukking.
    Ik vroeg hen hoe ze zijn sociaaleconomische status inschatten. Het leek me dat de dames niet op zoek waren naar een kostganger.
    Van de status kon je niets van zeggen, vond een van hen, een psychotherapeute. Ze was getrouwd geweest met een man die zichzelf had heruitgevonden als kunstenaar, dus ze leek me geschoold in het detecteren van uitvreters.
    Toen de tent overeind stond en de auto was weggebracht, zette de man een kopje kruidenthee voor zichzelf en het zoontje. Dat dronken ze op terwijl ze zwijgend naast elkaar zaten voor de tent.
    Mijn vrouw en haar vriendinnen dronken ook kruidenthee.
    Ik probeerde de interesse van de dames aan te wakkeren. Maar het wilde niet vlotten met de begeerte.
    Na de man met de OV-fiets en de man met de kruidenthee, trok mijn vrouw de heldere conclusie dat we ons soort mensen, onszelf dus eigenlijk, niet begeerlijk vonden.
    Die observatie sprak me aan. Waarheid is mooi, maar waarheid met beetje zelfkastijding is beter. De heroïek van de kleinburger ligt in het masochisme, het vermogen om genot te destilleren uit vernedering.
    Ik drink weliswaar geen kruidenthee, of welke thee dan ook, maar toch observeerde ik de man in het besef mezelf te observeren.
    Je hoort mensen wel eens zeggen dat ze op vakantie zo fijn tot zichzelf kunnen komen. Alsof dat moeilijk is. Je hoeft alleen maar om je heen te kijken, dan weet je precies wat voor vlees je in de eigen kuip hebt.
    Anderen zien dat ook. Een paar dagen eerder had de eigenaar van een kanoverhuurbedrijf meteen geraden op welke camping we stonden. Tussen zijn bedrijf en onze camping zaten zeker tien andere campings. Maar hij had geen moment geaarzeld.
    Wie moeite heeft tot zichzelf te komen, kan zich wenden tot kanoverhuur Nieuwe Brug.

Een van de vriendinnen van mijn vrouw had twee zoons meegenomen. De jongens waren een watergevecht begonnen. Na een poosje bood het kleine meisje van 208, de suboptimaal geplaatste tent die onze plek bezet hield, zich vrijwillig aan als doelwit. De jongens namen het aanbod dankbaar aan. De ene na de andere supersoaker werd op haar leeggespoten, terwijl het meisje kansloos met een halfgevuld emmertje achter de jongens aanhobbelde. Achter het doorweekte meisje liepen dan weer de ouders, moeder filmend met de iPad, vader met de videocamera.
    Na een poosje werd het tafereel wat ongemakkelijk. Het meisje weigerde de overmacht te erkennen. Na elke lading water keek ze beteuterd, maar ze ontkende dat ze wilde stoppen. Sommige mensen storten zich al vroeg op het masochisme.
    Achter de rug van de jongens om trok de man de aandacht van zijn vrouw. Ze keek op van haar iPad en volgde de blik van de man. Die knikte eerst naar een grote jerrycan met water en daarna naar het doelwit voor dat water: de jongens die hun doorweekte dochter achtervolgden.
    De vrouw glimlachte en schudde toen langzaam het hoofd. Haar fatsoen was sterker dan het medelijden met haar dochter. Dat nam me voor haar in.
    Ik stond op, pakte een spuit en holde achter de jongens aan. Het duurde even, maar toen waren ze net zo doorweekt als het kleine meisje.
    Terwijl ik stond uit te hijgen en wachtte tot de dansende vlekken uit mijn gezichtsveld wegtrokken, vroeg het kleine meisje of ze mij nat mocht maken.
    De moeder zei tegen haar dat ik juist probeerde te helpen.
    Ze negeerde de moeder. ‘Mag het?’ vroeg ze weer aan mij.
    Ik zei dat het mocht.
    Ze leegde haar emmertje met een laf boogje over mijn broek.
    Toen riep ze: ‘Ha ha, je kont is nat. Kijk mamma, zijn kont is nat, ha ha.’
    ‘Sorry,’ zei de vrouw tegen mij.
    ‘Geen probleem,’ zei ik.
    Met de broek als een natte luier om mijn heupen, begon ik terug te lopen naar onze plek.
    De zon verblindde me. Hij hing recht voor me, net boven de boomtoppen. Door de spleten die mijn oogleden open lieten, keek ik het naar het gras vlak voor mijn voeten.
    Toen ik aan het licht was gewend en weer opkeek, zag ik de tent. Hij stond op me te wachten, strak en rimpelloos, in een aura van hard wit licht, als een object uit de toekomst. Ik hoefde alleen maar naar binnen te gaan en ik zou meegenomen worden.
    Ik begon me nu al te verheugen op het afbreken.

Niet dezelfde plek (2)

Eerder: deel 1.

Toen de gescheiden vriendinnen hun huisraad hadden ingeruimd en hun kinderen hadden opgestart, konden we de andere mensen op het veldje even doornemen.
    Er was het lesbische stel dat de gehele vakantie in harembroeken doorbracht en hand in hand naar het washok liepen. ‘Die zijn nog niet zo lang samen,’ mompelde mijn vrouw. Ik hoopte dat ze gelijk had. Handhouders stellen relaties met meer pragmatische omgangsvormen in een schril daglicht.
    Ze hadden een klein meisje bij zich dat de mollige van het stel aansprak met mamma en de ander met haar voornaam. Het kind wilde ook af en toe met de voornaam spelen. Meer zei ze niet, alleen dat: ik wil met je spelen. Dan glimlachte de vrouw beleefd naar het kind, zoals als een sommelier naar een dinergast kijkt die heeft gemeld zin te hebben in een ‘lekker wijntje’. Daarna begon ze geduldig aan een serie vragen om de kinderwens nader te specificeren.
     Een keer had het meisje gezegd dat ze een voorstelling wilde geven met de vrouw. Alle kinderen van het veldje verzamelden zich op de draaimolen, bij wijze van publiek. Het meisje zei: ‘Ik ben de prinses.’ Toen liep ze een eindje weg. ‘Je kunt me niet zien, want dat is zo bij voorstellingen.’ Ze bleef staan. De vrouw keek licht nerveus naar het publiek. Iemand op de draaimolen vroeg wanneer het nou begon. Toen kwam het meisje terug. ‘Ik ben de prinses,’ zei ze weer.
    ‘Dan ben ik de prins,’ zei de vrouw ineens. Ze trok het meisje achterover en gaf haar een lange, innige kus op haar mond. Daarna keek ze tevreden naar het publiek.
    ‘Nee, nee,’ gilde het meisje. ‘Niet kussen, ik ben de prinses.’ Ze had haar mond afgeveegd en was boos weggelopen. De vrouw had toen maar een buiging gemaakt naar het publiek.

Verder stonden er alleen gezinnen op het veld. Er was zegge en schrijven één man gesignaleerd die buiten een zichtbaar gezinsverband opereerde. Op een avond arriveerde hij per OV-fiets met een klein rugzakje over de schouder. Hij sloot prompt aan bij het lesbische kampement. Een groot deel van de avond zagen we alleen zijn benen, die uit het koepeltentje staken waar het dochtertje in sliep.
    Ik hoor mijn vrouw zelden of nooit roddelen, al heb je daar ook iemand voor nodig die meedoet en ik heb er weinig aanleg voor, behalve een gebrek aan morele principes. Maar nu stortte ze zich met een zekere verbetenheid op het doorgronden van het verhaal van de man met de OV-fiets. Misschien was hij kortstondig getrouwd geweest met de moeder van het kind. Maar die mogelijkheid schrapte ze uiteindelijk. Het lukte haar niet om de man aantrekkelijk te vinden en dat was een vereiste, ook voor een fantasie over een inmiddels gedoofde liefde. Het kwam door de OV-fiets, concludeerde ze bedremmeld. Blijkbaar liet het geelblauwe voertuig, een groot uitgevallen kinderfiets, zich niet verenigen met de belofte van erotische ontroering.
    Mijn vrouw is zelf fervent gebruiker van de OV-fiets en dat feit was haar niet ontgaan toen ze haar oordeel over de man uitsprak. Zelf hield ik mijn mond. Ik verplaats me regelmatig met een vouwfiets. Die zou ik nog hoger op de lijst van erotiekwerende vervoermiddelen zetten.
    Het roddelen maakte plaats voor een beduusd zwijgen aan weerzijden van ons campingtafeltje.

(Wordt vervolgd.)

Niet dezelfde plek

We gingen naar dezelfde camping als vorig jaar. Als ik dat aan iemand vertelde, was de volgende vraag steevast: Ook dezelfde plek?
    Nee, het was niet dezelfde plek. We stonden een meter of acht verderop en daarover was ik enigszins ontstemd. Vorig jaar waren we min of meer per toeval op nummer 208 beland, maar daarna heb ik aan zoveel mensen verteld hoe optimaal die plek was – tussen de bomen, een mooi stuk gras erbij, de kont naar de buren, zicht op het speeltuintje met onze kroost, buiten gehoorsafstand van het toiletblok maar niet te ver voor nachtelijke kinderplassen – dat ik het zelf ben gaan geloven. Als ik eenmaal iets geloof, dan raak ik er niet meer zomaar vanaf. Dat komt omdat mijn religie veel werk maakt van bewijsvoering en bewijzen moffel je niet zomaar weer onder het gras. Met apodictische geloofsartikelen heb ik niets.
    De hele vakantie observeerde ik de mensen die dit jaar op 208 stonden met een zekere vijandigheid. Ze hadden hun tent verkeerd gezet en daardoor werd een groot deel van de optimaliteit verkwanseld. Ze hadden net zo goed op onze plek, 209, kunnen staan. Ook hielp het niet dat de vrouw hun kinderen filmde met een iPad.
    Elk jaar neem ik me voor om Applebezitters van de deportatielijst af te halen, maar telkens blijkt dat ze er niet af willen. Misschien moet ik hen gaan zien als rokers. Mensen die we een zwakheid gunnen, zolang ze extra accijns betalen en hun hobby niet pal voor de ingang van gebouwen of in benauwde vergaderruimtes uitoefenen.
    We waren 208 misgelopen omdat halverwege onze vakantie twee gescheiden vriendinnen van mijn vrouw zouden komen met hun kinderen. Hun plekken moesten aansluiten op de onze en dat bleek alleen mogelijk met 209.
    De dames arriveerden op een zonnige zaterdagmiddag. Ik hielp hen met het opzetten van de tenten. We hadden ze snel overeind, maar overeind was niet genoeg, ik wilde dat ze strak en rimpelloos zouden staan. Het feit dat de dames zelf daar geen waarde aan hechtten, gaf mijn missie de heroïsche glans van de man die in zijn eentje de onverschilligheid van het universum trotseert.
    Het opzetten van de tent is het mooiste moment van de vakantie. Daar kan ik wekenlang naar verlangen. Het een na mooiste moment is het afbreken van de tent, als alle rommel eruit is en je eigenhandig de zelfgeschapen perfectie ontmantelt, alsof het je koud laat.
    Mijn vrouw vindt spirituele harmonie in het ontwerpen van een wiskundig optimale indeling van de kratten waarin we onze spullen opbergen, inclusief een zelf-referentiële krat voor spullen die niet in de krattenindeling passen.
    Onze verlangens zijn op onze verplichtingen gaan lijken. Er zijn ongetwijfeld levensbeschouwingen die dat als het pad naar geluk zien.
    (Overigens heeft mijn vrouw in de zeven jaar van ons huwelijk nog nooit het woord spiritueel in de mond genomen – en het woord harmonie alleen in combinatie met koperen blaasinstrumenten en goudkleurige fourragères. Je ontdekt pas achteraf wat je werkelijk aan iemand bindt. Ik heb ooit wel vrouwen liefgehad die graag over spiritualiteit mochten spreken. Ik gun ze het allerbeste, en een plekje op de deportatielijst, net onder de Applebezitters. )

Lees verder: deel 2.