Niet dezelfde plek

We gingen naar dezelfde camping als vorig jaar. Als ik dat aan iemand vertelde, was de volgende vraag steevast: Ook dezelfde plek?
    Nee, het was niet dezelfde plek. We stonden een meter of acht verderop en daarover was ik enigszins ontstemd. Vorig jaar waren we min of meer per toeval op nummer 208 beland, maar daarna heb ik aan zoveel mensen verteld hoe optimaal die plek was – tussen de bomen, een mooi stuk gras erbij, de kont naar de buren, zicht op het speeltuintje met onze kroost, buiten gehoorsafstand van het toiletblok maar niet te ver voor nachtelijke kinderplassen – dat ik het zelf ben gaan geloven. Als ik eenmaal iets geloof, dan raak ik er niet meer zomaar vanaf. Dat komt omdat mijn religie veel werk maakt van bewijsvoering en bewijzen moffel je niet zomaar weer onder het gras. Met apodictische geloofsartikelen heb ik niets.
    De hele vakantie observeerde ik de mensen die dit jaar op 208 stonden met een zekere vijandigheid. Ze hadden hun tent verkeerd gezet en daardoor werd een groot deel van de optimaliteit verkwanseld. Ze hadden net zo goed op onze plek, 209, kunnen staan. Ook hielp het niet dat de vrouw hun kinderen filmde met een iPad.
    Elk jaar neem ik me voor om Applebezitters van de deportatielijst af te halen, maar telkens blijkt dat ze er niet af willen. Misschien moet ik hen gaan zien als rokers. Mensen die we een zwakheid gunnen, zolang ze extra accijns betalen en hun hobby niet pal voor de ingang van gebouwen of in benauwde vergaderruimtes uitoefenen.
    We waren 208 misgelopen omdat halverwege onze vakantie twee gescheiden vriendinnen van mijn vrouw zouden komen met hun kinderen. Hun plekken moesten aansluiten op de onze en dat bleek alleen mogelijk met 209.
    De dames arriveerden op een zonnige zaterdagmiddag. Ik hielp hen met het opzetten van de tenten. We hadden ze snel overeind, maar overeind was niet genoeg, ik wilde dat ze strak en rimpelloos zouden staan. Het feit dat de dames zelf daar geen waarde aan hechtten, gaf mijn missie de heroïsche glans van de man die in zijn eentje de onverschilligheid van het universum trotseert.
    Het opzetten van de tent is het mooiste moment van de vakantie. Daar kan ik wekenlang naar verlangen. Het een na mooiste moment is het afbreken van de tent, als alle rommel eruit is en je eigenhandig de zelfgeschapen perfectie ontmantelt, alsof het je koud laat.
    Mijn vrouw vindt spirituele harmonie in het ontwerpen van een wiskundig optimale indeling van de kratten waarin we onze spullen opbergen, inclusief een zelf-referentiële krat voor spullen die niet in de krattenindeling passen.
    Onze verlangens zijn op onze verplichtingen gaan lijken. Er zijn ongetwijfeld levensbeschouwingen die dat als het pad naar geluk zien.
    (Overigens heeft mijn vrouw in de zeven jaar van ons huwelijk nog nooit het woord spiritueel in de mond genomen – en het woord harmonie alleen in combinatie met koperen blaasinstrumenten en goudkleurige fourragères. Je ontdekt pas achteraf wat je werkelijk aan iemand bindt. Ik heb ooit wel vrouwen liefgehad die graag over spiritualiteit mochten spreken. Ik gun ze het allerbeste, en een plekje op de deportatielijst, net onder de Applebezitters. )

Lees verder: deel 2.