Posts in Tekst
Opgetrokken tennissokken

Een jongeman verdedigt in heldere zinnen zijn proefschrift tegenover zeven hoogleraren in toga. Op de eerste rij van de publiek zit zijn vader, een man wiens pantalon zo ver is omhoog gekropen dat de bedekking van zijn onderbenen nu vooral voor rekening komt van zijn witte, hoog opgetrokken tennissokken. De man heeft een kapsel dat alleen nog maar als parodie bestaat. Tussen de wijd openhangende panden van zijn colbertje rust een stropdas op het witte overhemd. Midden op de stropdas bevindt zich een gele gitaar en daar omheen dansen een aantal bonte figuurtjes die ik niet kan onderscheiden vanaf mijn positie. De das is volkomen verkeerd gestrikt. Het brede uiteinde reikt tot net onder de tepels, het dunne uiteinde is zo lang dat de man het overschot in zijn pantalon heeft gestopt. Het lijkt alsof de gele gitaar van een elektriciteitskabel is voorzien.
    De jongeman glimt. Hij onderkent de gebreken van zijn proefschrift, brengt die desgevraagd zonder omhaal onder woorden, maar hij glimt desalniettemin. Vroeger was hij ski-instructeur, lees ik in de korte biografie die achter in het proefschrift is opgenomen.
    De vader glimt ook. Hij slaat het ene been over het andere, trekt de tennissokken nog eens op en legt een hand op de ineengevouwen handen van zijn vrouw, de moeder.
    Het gebeurt niet vaak meer dat ik kan waarnemen waar de universiteit vroeger in moet hebben gegrossierd: sociale mobiliteit.

Holocaust-ontkenner

Vorige week verschenen er berichten in de krant over cyberaanvallen op en van het Nederlandse leger. Ik werd gebeld door een journalist die vroeg: ‘Is het mogelijk om heel Nederland plat te leggen met een cyberaanval?’ Die vraag krijg ik ongeveer een keer per maand.
    Het is een onderwerp waar overdrijving de norm is geworden. Degene met de meest levendige fantasie, domineert het debat. Voor alle duidelijkheid: het lijkt me zinnig dat het leger haar systemen kan verdedigen en, binnen militaire operaties, de systemen van tegenstanders kan aanvallen. Maar veel zaken die nu onder het kopje ‘cyberoorlog’ worden geschaard, zijn marginale vormen van criminaliteit of activisme.
    Laatst was ik te gast bij de VVD. Twee Kamerleden en tiental andere partijgenoten wilden zich laten informeren over het onderwerp cyberoorlog. Mijn poging om de overdrijving te bestrijden, stuitte op scepsis. Sprekers verontschuldigden zich telkens eerst voor het feit dat ze niet deskundig waren, om vervolgens mij toe te spreken over de ernst van de dreigingen. De kennisoverdracht verliep in andere richting dan verwacht.
    Op een gegeven moment sloeg de scepsis om in irritatie. Een jonge vrouw, waarvan later bleek dat ze als juriste aan de universiteit werkte, zei: ‘Ik vind het, met alle respect, nogal zinloos om te praten over of cyberoorlog wel of niet bestaat. Het lijkt me beter om ervan uit te gaan dat het bestaat.’
    Toen begreep ik: mensen zijn gehecht aan hun dreigingen. Die kun je niet zomaar afpakken.
    Ergens halverwege de bijeenkomst zei ik: ‘Ik voel me net een holocaust-ontkenner.’
    Op weg naar huis, vroeg ik me af aan welke dreigingen ik gehecht ben.

Schoktherapie

In een rek van een souvenirstalletje op de Wilhemstrasse, naast de Berlijnse muur, zag ik het tenue hangen van de Deutsche Mannschaft. Mijn vrouw en ik fietsten er langs. Even overwoog ik niets tegen haar te zeggen. Maar ik had schoktherapie nodig. Ik stopte, liep naar het rek en hield het tenue omhoog. Ze knikte. Dit zouden we meenemen naar huis, voor onze dochter van zes.
    De eerste week van het toernooi had onze dochter in het oranje gelopen. Toen Nederland de tweede wedstrijd had verloren, constateerde ze: ze zijn gewoon niet goed. Het was een zakelijke constatering, zonder teleurstelling.
    Tijdens de kwartfinales was ze eerst voor Frankrijk, want daar was oma op vakantie, en daarna voor Spanje, want daar woonde Sinterklaas.
    Toen we thuiskwamen uit Berlijn, trok ze meteen het Duitse tenue aan. Nu was ze voor Duitsland, zei ze. Toen ze later in bed lag, wist ze waarom: het was het land dat het dichtste bij Nederland lag. Met haar handen gebaarde ze: je had Duitsland en Nederland en daar zat helemaal geen plek meer tussen. Dichterbijer kon niet.
    Inderdaad.
    Als kind moet ik ook zo gedacht hebben. Ergens tussen toen en nu is iets misgegaan. Nu ben ik iemand die nog bijna dagelijks denkt aan het binnenkantje links van Robben dat uiteenspat op de rechtervoet van Casillas. Of aan Ambrosini die uit de dekking van Van Bommel is weggelopen. Of aan de driftige pasjes van Arsjavin langs Ooijer. Niemand denkt daar vrijwillig aan.
    Een tijd lang vond ik mijn overreactie amusant. Het is fijn om af en toe een mysterie te zijn voor jezelf. Weinig is zo onverdraaglijk als redelijkheid. Bovendien was mijn reactie functioneel: als je angst, hoop en teleurstelling uit het voetbal haalt, blijft er een soort balletvoorstelling over. Een matige balletvoorstelling begeleid door het geluid van een eindeloos doorspoelende WC.
    Maar de laatste tijd amuseert mijn teleurstelling me niet meer, ik wil er vanaf. De vraag is hoe. Ik bezit zekere vaardigheden op het gebied van het relativeren en voetbal is eminent relativeerbaar. Je hoort het mensen wel eens doen. Voetbal is een handvol miljonairs die tussen twee reclameblokken door achter een stuk leer aanhollen, dat soort teksten.
    Er is inderdaad geen enkele reden waarom je je eigen welzijn zou verbinden met de prestaties van voetballers. Die sluitende conclusie kent slechts een klein gebrek: een reden blijkt volstrekt overbodig te zijn.
    Het enige alternatief is mezelf te ontregelen. Noem het schoktherapie. In de trein naar huis vond ik een krantje met foto’s van een lachende Van der Vaart in het water van de Côte d’Azur. ‘Moet hij niet onder een dekbed ergens liggen huilen?’ vroeg mijn vrouw. Ik heb langdurig en geconcentreerd naar de foto gekeken. Dat was een begin. Toen dacht ik aan mijn meisje in Duits tenue. Ze juichte. Dat werkte nog beter. Straks juich ik voor de Italianen en dan kan de genezing niet meer ver weg zijn.
    De ochtend na onze thuiskomst, wilde mijn dochter het tenue aan naar school. Ik dacht: oei, misschien moet ze daar nog even mee moest wachten. Nog niet iedereen is klaar voor schoktherapie. Maar toen realiseerde ik me: het zijn kinderen. Het wordt Sinterklaas tegen pizza. Dat kan niet mis.

Voorgefrankeerd

Twee maanden geleden zat ik in een Maastrichts restaurant naast Cor Bosman, lid van de provinciale staten van Limburg. Het was enkele weken nadat Bosman landelijke bekendheid had verworven omdat hij een statenlid van de PvdA had omschreven als een ‘uitgekotst stuk halalvlees’.
    Een stuitende uitspraak, maar de ophef die daarop volgde onderstreepte ook iets dat me al vaker is opgevallen: er is een grote groep mensen die genot ontleent aan het verontwaardigd zijn.
    Toen ik naast Bosman zat vroeg ik hem of hij bedreigd werd. Hij haalde zijn schouders op. Zijn email had hij al tijden niet geopend. Wel kreeg hij ongeveer tien scheldbrieven per dag via de reguliere post, waaronder een dagelijkse brief van iemand die steeds een voorgefrankeerde bedrijfsenvelop gebruikte waaruit hij het bedrijfslogo had geknipt.
    Verontwaardiging is een hobby. Voor alle hobby’s geldt: ze moeten wel een beetje betaalbaar blijven.

De zandloper

Ergens in de gemeente Beek, Zuid-Limburg, douchen de mensen 1 minuut en 42 seconden korter dan voorheen. Zeggen ze zelf.
    Eerst hadden ze bezoek gekregen van een “Energieteam”. Het team had hen een zandloper gegeven voor in de badkamer. Toen de bewoners enkele maanden later gebeld werden, beweerden ze dat ze korter douchten. Gemiddeld 1.7 minuten korter.
    Of dat waar is, mag je betwijfelen. Ik vermoed dat de antwoorden van de bewoners op de telefonische enquête niet zozeer hun daadwerkelijke douchetijden uitdrukten, als wel hun wens om het Energieteam niet teleur te stellen.
    Volgens het persbericht bestond het team uit “mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt”. Ik weet niet precies welke tragiek er schuil gaat achter dat ambtelijke eufemisme. Ik stel me timide mensen voor in blauwe windjacks waarop het logo van het Energieteam is gedrukt. Terwijl je de koffie uitschenkt, frunniken ze onder de tafel met de ritssluiting van hun jack. Maar als het moment komt om de energiebesparingstips te geven, bloeien ze ineens op. Dit gedeelte hebben ze voorbereid, getraind, geleefd. Het hoogtepunt is de overhandiging van de zandloper. Bedankjes worden uitgesproken, handen worden geschud en het team wordt uitgezwaaid bij de voordeur.
    Als je na hun bezoek wordt gebeld met de vraag of de zandloper nut heeft gehad, dan wil je geloven dat je korter gedoucht hebt. Of je wilt op zijn minst dat de ander dat gelooft. En die ander, in dit geval de gemeente Beek, wil het ook graag geloven.

Wij hebben thuis ook zo’n zandloper. Er was een meisje aan de deur geweest, een collectante voor een goed doel. Omdat ik laf ben, doe ik mee aan alle charitas die mij thuis weet aan te treffen. Dit wetende is het onmogelijk om enige voldoening te halen uit mijn vrijgevigheid. Na elke gift blijf ik achter met een kater. Deze keer bleef ik achter met een kater en een zandloper.
    Ik gaf de zandloper aan mijn vrouw. Mijn vrouw doucht lang: ’s ochtends zo’n twintig, dertig minuten, vaak ’s avonds ook nog een keer. Dat heeft minder met lichaamsreiniging te maken dan met zelfmedicatie.
    Enige tijd geleden had ik me voorgenomen om te zwijgen over haar douchegebruik. Wat zelfmedicatie betreft, is het een van de meer onschuldige vormen. Mijn vrouw is niet aan de drank, zet thuis geen Sky Radio op en catalogiseert haar klachten jegens mij doorgaans in stilte. Bovendien heeft ze op mijn verzoek afgezien van een auto, wasdroger, vriezer, comfortabele binnenhuistemperatuur en het doorspoelen van de WC na kleine boodschappen, behalve als er bezoek is of de schoonmaakster komt. Dus.
    Toch moest ik haar die zandloper geven. Er was geen ontkomen aan, ook al wist ik dat hij geen enkel effect zou hebben. Ze nam hem zonder zichtbare reactie in ontvangst. Toen ik hem een paar dagen later aantrof op de kast, heb ik ‘m zelf op de deur van de douchecel geplakt.
    Inmiddels gebruiken de kinderen het zuignapje ervan om te tekenen op de beslagen deur.
    Nu is het wachten op het moment dat het meisje terugkeert, die van het goede doel dat ons de zandloper heeft gegeven. Bij haar volgende collecte zal ik zeggen: het is een wonder, we douchen ineens korter. Ik heb het even uitgerekend voor je: 1 minuut en 42 seconden korter, om precies te zijn. En vervolgens zal ik mijn portemonnee trekken.