Brevet van onvermogen

Frans Pollux schreef een stuk in De Limburger over populisme in de serie Het onbehagen van Limburg, waaraan ik eerder bijdroeg. Vandaag verschijnen er verschillende reacties op zijn stuk, waaronder het mijne.
    Ik hou er altijd een wat somber gevoel aan over, mijn opiniestukken. De mening is een schrale verschijning, de eigen nog het meest van al.

Het is nog nooit zo goed met ons gegaan, zegt Frans Pollux. En daarom is er eigenlijk geen grond voor het onbehagen. Waarom laten kiezers zich dat toch aanpraten?
    ‘Vervang onbehagen door honger, armoede, desnoods door xenofobie – en alles valt op zijn plaats,’ zegt Pollux. ‘Dat zijn concrete drijfveren voor kiezers en politici. Onbehagen is te vaag.’
    Inderdaad. Veel te vaag.
    Maar wacht even: je kunt de PVV veel verwijten, maar niet dat ze zich vaag uitdrukt. Het woord ‘onbehagen’ heb ik nog nooit over de lippen van een PVV’er horen komen.
    Wie heeft er wel de mond van vol? Juist, de tegenstanders van het populisme. Ze zijn dol op de term. Dat is niet zo vreemd. Eerst verzin je zelf dat mensen stemmen uit onbehagen, ook al heeft geen kiezer dat ooit gezegd, en vervolgens constateer je fijntjes dat die motivatie te vaag is. Goh, verrassend. Een poging tot diskwalificatie, meer is het niet.
    Pollux wil het onbehagen niet langer serieus nemen. Hij wil dus eigenlijk zijn eigen diagnose niet langer serieus nemen. Hij heeft gelijk. Laten we vanaf nu de term zien als een brevet van onvermogen. De eigen staart smaakte goed, maar het wordt tijd dat de tegenstanders hun tanden zetten in iets met meer voedingswaarde.

Tweede misverstand: Het is nog nooit zo goed met ons gegaan, dus we zouden wat meer tevreden moeten zijn. De achterliggende gedachte lijkt deze: de tevreden mens stemt niet op de PVV.
    Een rare gedachte. Veel verhalen van de PVV drukken juist intense tevredenheid uit met ons land. Het is een paradijs dat beschermd moet worden. Tegen moslims, Grieken, bankiers, asielzoekers, zakkenvullers, gedeputeerden met chauffeurs – de lijst is eindeloos.
    Dat is de paradox van het paradijs: zodra je bent gearriveerd, wordt je leven beheerst door de angst om er uit verstoten te worden.
    Die angst wordt niet alleen gevoed door de PVV. Elke partij schetst zijn eigen val uit het paradijs. De ene zegt dat we de pensioenrechten moeten beschermen tegen de afbraak, de ander juist dat we ze moeten terugschroeven als we ze willen behouden. De ene zegt dat de Euro ons naar de ondergang sleurt, de ander dat onze welvaart niet zonder de Euro kan. De ene zegt dat we de grenzen dicht moeten houden voor gelukszoekers, de ander dat we arbeidsmigratie juist nodig hebben om de voorzieningen te betalen voor de vergrijzende bevolking.
    Het hele politieke spectrum spreekt ons aan met hetzelfde motief: de val uit het paradijs loert overal.
    Hierin ligt ook de sleutel van een andere paradox, die onder andere door het Sociaal-Cultureel Planbureau is opgetekend: We zijn gelukkig met ons eigen leven, maar ontevreden over de samenleving. Die laatste zien we namelijk als bedreiging van het eerste. In de woorden van het SCP: ‘De Nederlander mist respect, fatsoen en solidariteit bij de medeburgers.’
    Respect, fatsoen en solidariteit. Ziedaar de waarden waaraan de populisten appelleren. Wat hebben moslims, immigranten, gedeputeerden-met-chauffeur en Zuid-Europeanen met elkaar gemeen? Niets. Maar in de mythologie van de PVV nemen al die groepen een loopje met de ‘hardwerkende Nederlander’. Veel van die mythes slaan feitelijk gezien nergens op. De Europese steunoperaties gaan naar onze eigen banken, niet naar de Griekse bevolking, om maar eens iets te noemen. Hoe onzinnig de tirades over luie Grieken ook zijn, de populisten werpen in talloze varianten dezelfde vraag op: wie helpt er mee onze samenleving overeind te houden en, belangrijker nog, wie niet? Dat is niet vaag, dat is de kern van politiek.