Zakenreis

Mijn vrouw hield me gezelschap tijdens een zakenreis naar Balatonfüred, een kleine badplaats aan het Balatonmeer in Hongarije. Ik zou een van de sprekers zijn op een conferentie van de Europese Unie, waarvan Hongarije op dit moment voorzitter is.

Op het vliegveld in Budapest werden we naar een zwaar bewaakt verzamelpunt gebracht. Daar zouden de diplomaten, eurocraten en andere genodigden van verder vervoer voorzien worden. Het punt was zo zwaar bewaakt dat de taxi waarin we zaten, samen met een Belgische en Duitse medewerker van de Europese commissie, op ruime afstand van het gebouw werd tegengehouden. Na een minuut of tien van warrig overleg mochten we doorrijden.

In de bus naar de Balatonfüred zat ook een Amerikaanse consultant die de tijdelijke gevangenschap van de reizigers aangreep om zijn diensten aan te prijzen. Hij liep door de bus en werkte de inzittenden een voor een af. Bij elk gesprek kwam het moment waarop hij een wereldkaart tevoorschijn haalde waarop alle onderzeese internetverbindingen waren aangegeven. Daar was iets mee aan de hand.

Na een indrukwekkende reeks gesprekken belandde hij in het achterste gedeelte van de bus. Wij zaten achterin, samen met twee Nederlandse ambtenaren. Eerst werkte hij de twee ambtenaren af. Hij vroeg niet naar de bezigheden van de ambtenaren en wachtte evenmin op hun vragen om zijn eigen expertise te demonstreren. Toen hij klaar was, keek hij naar mijn vrouw en mij, de enige reizigers die nog verstoken waren van de laatste inzichten over onderzeese internetkabels. Hij keek naar ons en aarzelde. Als enige inzittenden droegen we vrijetijdskleding. Na een korte hoofdknik in onze richting, liep hij door.

(De volgende dag zou hij op me opzoeken na mijn toespraak. Toen droeg ik wel een pak. ‘Ik geloof dat we elkaar al eens ontmoet hebben,’ zei hij peinzend. Ik glimlachte en wachtte zwijgend of hij het zich zou herinneren. In plaats daarvan haalde hij de kaart van de onderzeese internetverbindingen uit zijn koffer.)

We reden al enige tijd langs de oever van het Balatonmeer. Op de kaart had het meer enige allure gehad, die in de realiteit bleek te ontbreken. Een ambtenaar haalde herinneringen op aan een eerder bezoek, een kwart eeuw geleden. ‘Pislauw water,’ mompelde hij.

De bus deed er enkele uren over om het badplaatsje te bereiken. Mijn vrouw vroeg waarom de conferentie niet gewoon in Budapest plaatsvond. Ik wist het niet. Wellicht kwam de gastheer, de Hongaarse minister van Economische Zaken, uit deze streek.  Wij waren het geschenk aan zijn achterban. In andere tijden stuurde een hooggeplaatste beambte een kudde schapen huiswaarts. Nu stuurde men tweehonderd buitenlanders.

(Wordt vervolgd.)

De dictator wil nu even de krant lezen

Het ontbijt. De kinderen eten het laatste brood op. Voor mezelf besmeer ik twee rijstwafels met chocopasta.
    De rijstwafel voldoet ternauwernood aan de kwalificatie ‘eetbaar’. Als bouwmateriaal, daarentegen, heeft het indrukwekkende eigenschappen. Het kan niet zo goed tegen vochtigheid, maar verder kun je het omschrijven met termen die we doorgaans reserveren voor het soort wondermaterialen die NASA gebruikt. Superlicht, sterk, goedkoop, makkelijk te verwerken. Een alternatief voor dure aardbevingsbestendige staalconstructies. Het ergste dat je kan overkomen is dat het dak in de vorm van gepofte rijst op je neerdaalt. Dat is geen reden tot zorg, hoogstens tot de aanschaf van een effectieve antiroosshampoo.
    Als ik aan tafel ga zitten, zegt Vera, mijn dochter van vijf: ‘O, pappa, je mag niet twee boterhammen met hetzelfde. Dat is niet eerlijk.’
    Dat is een regel. Alle regels die we voor onze kinderen verzinnen, passen onze kinderen ook op ons toe. Als we er niet aan voldoen, worden ze boos. Groot onrecht. Het is een soort populisme op huiskamerschaal.
    Doorgaans voorkom ik dergelijke conflicten door mijn eigen gedrag bij voorbaat te versmallen tot het past binnen de regels die voor onze kinderen gelden. Modern ouderschap doet denken aan een communistische dictatuur waarin de leider voortdurend moet veinzen gelijk te zijn aan het volk. De grote dictators losten dat op door het volk op afstand te houden met een hoge paleismuur. Onze woonkamer is echter net te klein voor zo’n muur.
    Terwijl mijn dochter protesteert, kauw ik traag op de eerste rijstwafel. De dictator is moreel bankroet, prima. Maar nu wil hij graag even de krant lezen.

Het amusement dat verontwaardiging heet

Mijn ouders waren gisteravond op bezoek. Dat betekent televisiekijken. Zo zag ik in korte tijd in vijf programma’s het voorval langskomen van de ADO-speler die zong “We gaan op Jodenjacht”. Met opvallende gretigheid werd schande werd gesproken van deze actie. Het beschavingsoffensief boekte aanzienlijke terreinwinst. De hoeveelheid zendtijd die het voorval kreeg, overtrof met gemak de doden in Libië en ander wereldnieuws.

Ik kan deze volstrekte overreactie maar op een manier begrijpen: er is een grote groep mensen die aanzienlijk genot ontleent aan het verontwaardigd zijn. De verveling in de middenklasse is groter dan gedacht. Er wordt wel eens geklaagd dat veel burgers apathisch voor de buis zouden zitten, maar dat lijkt een vorm van wensdenken te zijn. Was het maar waar. Verontwaardiging is een tak van de amusementsindustrie geworden. Afgezien van de bankiersachtige salarissen van producenten als Pauw en Witteman, kan verontwaardigingstelevisie tegen lage kosten worden vervaardigd, terwijl het toch voorziet in een behoefte. Dat heeft het gemeen met talentenjachten en realityseries.

De kwalificatie antisemitisme speelde een centrale rol in de opwinding. Ik kan me vergissen, maar een voorwaarde voor antisemitisme lijkt me toch dat het gericht moet zijn tegen de Semieten. Niemand lijkt echter te bestrijden dat Immers, de betreffende ADO-speler, alleen verwees naar de aanhangers van voetbalclub Ajax, niet naar de Joodse medemens of cultuur. Deze kleinigheid wordt opgelost met het argument: sommige Joden namen toch aanstoot. Als dat de norm is, dan wil ik graag dat de KNVB ook de aanstoot van dierenvrienden serieus neemt. Week in, week uit wordt het geslacht van de mannetjeshond beledigd.

De redactie van Voetbal International leek ook nattigheid te voelen. In de eerste artikelen sprak men van “antisemitische liederen”. Vandaag hanteerde men ineens het weinig vlotte “anti-Ajax-liederen die een antisemitische strekking hadden”.

Waarom staan sommige Joodse organisaties in de rij om zich over een akkefietje op te winden dat niets met Joden te maken heeft? Het enige dat ik daarvan begrijp is het beledigd zijn een manier is om je eigen bestaan wat glans te geven. Wel is het een gemiste kans dat ze tot nu toe nooit hun gekwetstheid hebben geuit wanneer het drugskartel dat ook wel wordt aangeduid als de Ajax-aanhang zichzelf identificeert als Joods.

In de Volkskrant mocht de zelfverklaarde Joodse schrijver Robert Vuisje uitleggen dat “weldenkende mensen” niet roepen dat ze op Jodenjacht gaan. Ik dacht dat de aanduiding “weldenkende mensen” alleen nog in ironische zin werd gebruikt, maar dat bleek een misvatting. Robert Vuijsje werpt zichzelf hier op als weldenkend mens. Dat biedt houvast. Laten we zijn denken eens nader bekijken.

Hij erkent volmondig dat Immers’ zang over de Jodenjacht niet over Joden gaat, maar over de aanhangers van Ajax. Dan presenteert hij drie argumenten waarom het toch “niet los gezien kan worden” van antisemitisme.
    Nu even opletten.
    Ten eerste, zegt Vuijsje, is hij als Joodse Ajax-aanhanger niet blij met het feit dat Ajax-aanhangers zichzelf als Joden aanduiden. Waarvan akte. Het ontgaat me waarom dit een argument is voor zijn stelling.
    Het tweede argument is nog merkwaardiger. Hij insinueert dat Immers een aanhanger is van Geert Wilders. De lezer moet zelf invullen waarom dat een bewijs is voor het verband tussen haat jegens Ajax en antisemitisme. Mij is dat niet gelukt. Als Immers GroenLinks zou stemmen, mag hij blijkbaar wel op Jodenjacht.
    Het derde argument is dat voetballers een voorbeeldfunctie zouden hebben. Het begrip ‘voorbeeldfunctie’ is een geliefde stok om de medemens mee te slaan. Het maakt het mogelijk – moreel hoogstaand zelfs – om de medemens te veroordelen op basis van een moraal waar je zelf niet aan hoeft te voldoen. Moraal is de uitoefening van macht zonder van macht te reppen – ik parafraseer de socioloog Goudsblom.
    Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze argumenten niet of nauwelijk verband houden met de stelling van Vuijsje. Wellicht hecht de redactie van de opiniepagina van de Volkskrant bij de selectie van stukken aan een correcte spelling. Aan zindelijk redeneren hecht men blijkbaar minder belang.

Als je kijkt naar de verontwaardigingsindustrie, dan kijk je ook naar de kruiperigheid van degene die moet proberen de verontwaardiging te dempen. De eerste reactie van Lex Immers en ADO was nog ter zake en oprecht: dit heeft niets met antisemitisme te maken. Die reactie hield niet lang stand. In de plaats daarvan kwamen kruiperige zelfbeschuldigingen. Op een gegeven moment twijfelde ik wie ik weerzinwekkender vond: de verontwaardigden of degene die aan de verontwaardiging probeerden te ontkomen.

Vandaag werd bekend dat Lex Immers en ADO de straffen van de KNVB accepteren. Immers is voor vijf wedstrijden geschorst, waarvan een voorwaardelijk. Ook trainer Van den Brom en speler Vicento kregen straf. Een schande. Ik kan niet ontkennen dat ik nu verontwaardiging koester en daar enig genot aan onttrek. Maar ik heb nog geen televisieprogramma of opiniestuk gevonden dat in mij hierin bedient.

Maand zesenzestig

Lieve Vera,

Sinds kort draag je een roze bril. ’s Ochtends is ook nog je linkeroog afgeplakt. Dan zie je er uit als een onvoltooid robotje uit een oude sciencefictionserie. Ik weet niet waar liefde eindigt en medelijden begint, maar ik kan niet ontkennen dat het me aantrekt. Nietzsche heeft ooit het medelijden doorgrond als een vorm van begeerte.
   Ondertussen draag jij je oogparafernalia met trots. Dat je trots het gevolg is van zorgvuldig gechoreografeerde oplichting door de volwassenen om je heen, versterkt mijn begeerte alleen maar.
    Vorige week sneuvelde je bril op het schoolplein. Hij is nog niet gemaakt. Daardoor is je schoonheid tijdelijk hersteld. Je schoonheid schept afstand, ik kan er niets anders van maken. Het doet me haast verlangen naar meer gebreken in je leven.

Verder hebben we het beschavingsproject onverdund voortgezet. We corrigeren jou en je zus dat het een aard heeft. Ik mag er in ironische termen over spreken, de praktijk is ondubbelzinnig. Dat heeft weinig met opvoedkundige doelen te maken en alles met eigenbelang. Jouw beschaving is de uitbesteding van mijn ouderschap. Hoe beschaafder je bent, hoe minder ik ouder hoef te zijn. Zoals bekend levert uitbesteding, mits correct uitgevoerd, efficiëntiewinsten op. Die winsten komen ten goede van mijn eigen activiteiten.
    Laatst waren in iets dat een indoor speelparadijs heet. Dat is een bedrijfsmatige oplossing om opvoeding uit te besteden. In het indoor speelparadijs is alles verpakt in schuim. Men zou het kunnen verhuren aan psychiatrische patiënten met een voorliefde voor zelfdestructie, maar kinderen zijn waarschijnlijk een rendabelere markt. Ik had ook de buurmeisjes meegenomen. Dat was gezellig. Door hun aanwezigheid was ik niet langer noodzakelijk als bron van amusement.
     Er waren meer ouders die even niet amusant wilden zijn. Naast me zat een man met een laptop zijn boekhouding bij te werken. Hij bekeek spreadsheets. Af en toe krabbelde hij iets op een papiertje. Hij zag er gelukkig uit. Werk in uren dat je geacht wordt van je kinderen te houden, dat is het mooiste werk.

Een tijdje terug dacht ik dat het toevallig was, de timing, het samenvallen van mijn opzwellende ambities en de periode dat jij en je zus het meeste tijd vergen. Een ongeplande, wat ongelukkige samenloop van omstandigheden. Maar de waarheid dat ik juist door jullie bestaan het egoïsme heb ontdekt. Het egoïsme smaakte me beter dan ooit, ik kan niet anders zeggen. Niet dat ik vroeger geen eigenbelang kende, maar als je min of meer in een vacuüm opereert, dan is egoïsme toch een gratuite, grotendeels theoretische aangelegenheid. Nu gaat het tenminste ten koste van anderen.

Laatst werd je vader geëvalueerd door een groep ambtenaren aan wie hij les had gegeven. Op een van de evaluatieformulieren stond de tekst: ‘Mag meer tegenspraak dulden.’ Ik moest onwillekeurig aan jou denken, schatteboutje.

(Eerdere brieven zijn hier te vinden.)