[[popup file="IMG_0599.jpg" description="(thumbnail)" ]]
Ik ben in Cambridge, Massachusetts voor een conferentie op de campus van Harvard University. Op de route van het hotel naar de conferentie loop ik langs Obama's oude hangplek, de Law School.
[[popup file="IMG_0599.jpg" description="(thumbnail)" ]]
Ik ben in Cambridge, Massachusetts voor een conferentie op de campus van Harvard University. Op de route van het hotel naar de conferentie loop ik langs Obama's oude hangplek, de Law School.
De eerste spreker in de schouwburg van Barendrecht was geoloog Salomon Kroonenberg, klimaatscepticus. Hij noemde zichzelf liever klimaatrelativist. Hij liet een dia zien met een serie vrouwelijke onderbroeken uit verschillende tijdperken. Ze werden steeds kleiner. Conclusie: het wordt warmer. De zaal gierde het uit.
De rest van het betoog kwam er op neer dat de opwarming weinig te maken had met CO2 en alles met de activiteit van de zon. Klimaatneutrale producten was een vorm van oplichterij waarmee geld kon worden verdiend. Voor me zat een oudere vrouw met gespalkte onderarmen. Ze mompelde na elke bewering van Kroonenberg: ‘Ja ja, zo is het wel.’
Onder een warm applaus verliet de spreker het podium. Er was gelachen, er was gejoeld, er was geklapt. Het eigen gelijk heeft al snel amusementswaarde. Cabaret is een bedrijfstak die bestaat dankzij dat gegeven. Je zoekt het engagement uit dat bij je past. Vervolgens koop je een kaartje voor een avond lachen en het gevoel aan de goede kant te staan. Een koopje.
Na een tweede spreker, een geoloog met verstand van ondergrondse reservoirs, was ik aan de beurt. Ik vroeg de aanwezigen een hand op te steken als ze tegen de opslag waren. Een paar honderd handen gingen omhoog. Er werd gegniffeld over zoveel eendracht. Daarna vroeg ik of er voorstanders waren. Twee jongenmannen in het midden van de zaal staken hun hand op. Er ontstond wat geroezemoes en er werd wat geroepen. Ik zei dat die jongens na afloop een drankje moesten krijgen voor het feit dat ze hun hand hadden opgestoken. De twee jongens joelden. De zaal schoot in de lach.
Ik hield mijn betoog – dat er niets uitzonderlijks was aan de CO2-opslag in Barendrecht, dat we zulke risico’s voortdurend nemen en dat, cru gezegd, Barendrecht levens tegen geld moest ruilen – en ging weer zitten. Er volgde een beleefd applaus, zonder boegeroep.
Tijdens de discussie aan het slot van de avond werd gekaapt door buitenstaanders die hun product om CO2 op te slaan kwamen verkopen. Een Vlaamse man met een woeste haardos en een oranje stropdas vertelde dat zijn Iraanse partner allang een oplossing voor het probleem had uitgevonden, maar dat de grote bedrijven die tegenhielden. Daarna volgde iets warrigs over CO2 die oneindig lang in een quantumtoestand werd gebracht. De twee geologen naast me keken elkaar vragend aan. Een andere ondernemer had een oplossing die iets met het zand in de Sahara te maken had. De zaal wist niet wat ze er mee aan moest. Zoals bekend zijn innovatie en oplichting moeilijk van elkaar te scheiden.
Na afloop werd ik in de foyer aangesproken door de twee jongemannen die voor de opslag waren. Ze bleken niet bij Shell te werken en verder weinig van de opslag te weten, net als ik. De gemeentesecretaris van Barendrecht haalde twee biertjes voor ze.
De voorlopige conclusie van de avond: het maatschappelijk verzet is gastvrij en lacht graag.
Het avontuur lonkt en afgelopen woensdag lonkte het vanuit Barendrecht. Een paar honderd boze burgers kwamen die avond bijeen in het lokale theater.
Ik herinnerde me televisiebeelden van diezelfde boze burgers in datzelfde theater, afgelopen najaar. Toen kwamen twee ministers uitleggen dat de voorgenomen CO2-opslag onder Barendrecht veilig, nuttig en noodzakelijk was. Het journaal verkneukelde zich toen over beelden van ongemakkelijk kijkende bewindsvrouwen, afgewisseld met beelden van burgers in de zaal, met hun priemende vingers en bijtende zinnen in de richting van de ministers op het podium.
Een paar weken geleden kwamen twee actievoerders tegen de CO2-opslag bij mij op bezoek. Op zoek naar wetenschappers die wilde spreken op hun symposium. Je kunt een pastoor vragen om de wielerkoers te zegenen. Zo worden wetenschappers gevraagd om meningen te zegenen.
Ze hadden allerlei wetenschappers gevraagd en die hadden allemaal geweigerd. En nu waren ze bij mij uitgekomen. Ze wisten zelf ook niet goed waarom. Iemand had mijn naam genoemd, meer wisten ze niet. Meer hoefden ze ook niet te weten. Een naam was meer dan geen naam.
‘Waar doet u eigenlijk onderzoek naar?’ vroeg een van de actievoerders.
‘Kunt u misschien iets met dit onderwerp?’ vroeg de ander hoopvol.
‘Wat vind u van burgerlijke ongehoorzaamheid?’ vroeg de een.
Ik dacht aan de beelden van de zwetende ministers en nam de uitnodiging aan. Op vakantie in eigen land, dat was ongeveer de gedachte. Ik had geen idee wat ik er zou gaan vertellen.
Afgelopen woensdag meldde ik me in de foyer van het theater. Er heerste een gezellige drukte. Een ding konden we alvast concluderen: het maatschappelijk verzet gaat onberispelijk gekleed en heeft een voorliefde voor cappuccino.
(Wordt vervolgd.)
Gistermiddag was ik in Den Haag voor het Elsevier Technologiedebat over de veiligheid van internetbankieren. Na afloop liep ik met twee bossen bloemen over het Plein. De tweede bos was van een ander panellid, een journalist. Die weigerde echter om, in zijn woorden, rond te lopen met geamputeerde geslachtdelen.
Op een terras op het Plein raakte ik in gesprek met een onderzoeker die het debat had bijgewoond. De bloemen had ik op een stoel naast me gelegd.
Ineens hoorden we gejoel in de verte. Het klonk alsof in een van de cafés een voetbalwedstrijd werd gekeken. Maar er was geen voetbal.
Het geluid zwol aan. Uit een steegje dat eindigde bij ons terras verschenen enkele politieagenten. Ze liepen achteruit, de blik gefixeerd op het steegje.
Inmiddels hoorden we massaal gescandeerde leuzen. Een betoging. De voorhoede, jongemannen met Turkse vlaggen, bereikte de terrassen. Het steegje balde het geluid van de menigte samen en dwong het onze kant op. De leus was nu verstaanbaar. Allahu akbar. Het geschreeuw had de geestdrift van een opwelling, van iets ondoordachts. Op het Plein zijn vaak betogingen, maar die ogen doorgaans even spontaan als lijndansen. Het proces van maandenlange voorbereiding en overleg heeft de eventuele geestdrift en verontwaardiging gekanaliseerd in de keuze van de lunchpakketten en de lettertypes op de voorbedrukte borden.
De eerste demonstranten liepen om de terrassen heen, maar de grote groep die volgde stroomde als vloedgolf over de terrassen, op weg naar het open gedeelte van het Plein. Veel Turkse en Palestijnse vlaggen. Een enkeling had zijn gezicht verborgen achter een sjaal.
De borrelende terrasbezoekers zaten vertwijfeld in hun stoelen. Een handvol agenten te paard had het plein betreden. Iemand wees naar de busjes van de Mobiele Eenheid. De onderzoeker met wie ik zat te praten stond op en zei: Ik ga mijn iPad in veiligheid brengen.
Een stroom scanderende mannen passeerde onze tafel. De onderzoeker ging weer zitten, de tas met de iPad op schoot. De mannen keken naar ons, onze drankjes en bloemenbossen, en wij keken naar hen, met hun vlaggen en sjaals.
Een van hen zei: ‘Niet bang zijn, er gebeurt niets.’
Het meest vernederende van het leven in de middenklasse is de frequentie waarmee je jezelf betrapt op angstgevoelens. Of anderen je daarop betrappen. Ik ben in de markt voor een cursus in burgerlijke weerbaarheid. Les 1: Er is leven na de vuistslag. Incasseren en uitdelen.
Toen verschenen de eerste vrouwen. Een van hen droeg een bord van de Socialistist Workers Party. Daar ging een zekere geruststelling vanuit. Ons onbehagen heeft inmiddels de vorm aangenomen van nostalgische verlangens naar de tijden van gewelddadige linkse vrouwen.
Het was me nog steeds niet duidelijk waartegen er gedemonstreerd werd. Met behulp van mijn telefoon begreep ik dat ik het nieuws had gemist over de Israëlische commando-actie op het hulpkonvooi.
Inmiddels had de achterhoede van de demonstratie het terras bereikt. Vrouwen met kinderen. Een klein meisje zwaaide vrolijk met een vlag. Haar moeder, gekleed in een chador, zei dat ze voorzichtig moest doen, want er liepen mensen langs.
Een passerende vrouw knikte naar de stoel naast me en zei: ‘Mooie bloemen.’
Ik las een bericht van Teletekst waarin stond dat de sfeer in Den Haag grimmig was. ‘Er heerst hier een grimmige sfeer,’ zei ik tegen de onderzoeker. We lieten zeer nadrukkelijk merken dat we dat onzin vonden. ‘Echt weer de media,’ zei hij.
Op het Plein waren de toespraken begonnen. De eerste werd gehouden door een studentikoos ogende jongeman. Hij had een zeker oratorisch talent.
De Palestijnse vlaggen die boven de menigte wapperden vertoonden uitzondering nog de vouwen van de verpakking waar ze eerder op de dag uit waren gehaald. Na de tweede toespraak verdampte de betoging binnen enkele minuten. Een paar demonstranten streken neer op de terrrassen.
De zon was nog niet helemaal verdwenen achter sociëteit de Witte. Hier en daar werd alweer genipt aan een wijntje.
Vandaag kocht ik een zwarte tweedehands vouwfiets voor zeshonderd euro. Een vriend had me een dag eerder voorgerekend dat hij zojuist 16500 euro aan een tweedehands auto had uitgegeven, bovenop de inruilwaarde van zijn BMW. Waar ik me druk over maakte, was zijn onuitgesproken vraag.
De man die de vouwfiets verkocht, vertelde dat hij een nieuwe vouwfiets had gekocht ter waarde van 2300 euro.
Kortom, iedereen was zeer behulpzaam. Het bezit van anderen kan een bron van afgunst zijn, maar zelf ervaar ik het als bevrijdend.
Men and women who love their partner are more likely to fake. (Freakonomics weblog, Who’s More Likely to Fake It in the Bedroom?)