[[popup file="IMG_0221.jpg" description="(thumbnail)" ]]
Verlaten verbindingsweg tussen het zwaar beveiligde resort en het zwaar beveiligde conferentiecentrum waar het Internet Governance Forum plaatsvond, Sharm El Sheikh, Egypte.
[[popup file="IMG_0221.jpg" description="(thumbnail)" ]]
Verlaten verbindingsweg tussen het zwaar beveiligde resort en het zwaar beveiligde conferentiecentrum waar het Internet Governance Forum plaatsvond, Sharm El Sheikh, Egypte.
Ik ratelde. Anderhalf uur lang. De journalist stelde simpele vragen die tot wijd vertakte antwoorden leidden. Omdat ik geen boodschap had, holde ik langs alle takken. Mijn diepste angst is dat ik niets te melden heb. We spraken al snel niet meer over het rapport, maar over een ander deel van mijn onderzoek. Daar dat het nieuws. Na afloop had ik spijt. Het verhaal dat ik al hollend had weggegeven, had ik zelf publiek willen maken. Ik overweeg de journalist op te bellen, maar weet niet precies met welk voorstel.
Ik moet dringend een boodschap verzinnen. Rond de lunch komt een journalist me interviewen over een onderzoeksrapport dat vorige week is verschenen.
Tot voor kort dacht ik dat een interview een gesprek is waarin iemand vraagt naar informatie waarin hij of zij geïnteresseerd. Dat blijkt een misvatting. Tijdens een mediatraining werd me uitgelegd dat de journalist moet zien als een notulist die je boodschap voor de wereld mag optekenen.
Mediatraining laat zich samenvatten in zeven woorden: Nieuws kun je niet overlaten aan journalisten.
Met andere woorden: je moet zelf je boodschap bedenken.
Maar ik heb geen boodschap.
Ik heb een rapport geschreven over iets dat ik interessant vind. Tussen de begrippen ‘interessant’ en ‘nieuws’ heb ik echter zelden een relatie kunnen ontdekken. Het interessante is zelden nieuws, het nieuws is zelden interessant.
Ik lees de krant en kijk af en toe een journaal. Dat doe ik ongeveer met hetzelfde genoegen als het scheiden van afval.
Voor zover ik begrijp wat voor nieuws doorgaat, voel ik weinig aandrang het zelf te maken. Net zomin als ik de straten wil afschuimen op zoek naar composteerbare etensresten.
Als je geen antwoord hebt op de vraag wat nieuws , vallen mensen vaak terug op een andere strategie: verontwaardiging. Dat heet dan: een opinie. Ook dat blijkt weer nieuws te zijn. Opinieleiden laat zich samenvatten in vijf woorden: Het is niet goed genoeg. Wat er niet goed genoeg is, laat zich naar believen invullen. De wereld, de isolatie van gezinswoningen, de waarschuwingsborden voor gevaarlijke stromingen in zeewater, het fietstrommelbeleid – de lijst is zo eindeloos dat je niet hoeft te blozen als je niets weet te verzinnen dat wel goed genoeg is.
Ik vind het vaak wel goed genoeg. In ieder geval zie ik niet hoe het beter kan. Die houding noemt men dan cynisch, verrassend genoeg. Ontevredenheid is beter, dat is de onderliggende boodschap van het nieuws. Ik ben regelmatig ontevreden, maar vind dat meer een aanleiding voor stilzwijgend alcoholgebruik dan voor het grootschalig verspreiden van bedrukt papier. Als ik al een boodschap heb, dan is het wellicht deze: deel uw opinie eens wat vaker met een fles whiskey.
Die boodschap zou ik zelf als eerste ter harte moeten nemen. In plaats daarvan neem ik deel aan een interview. Ik wil maar zeggen: de kans is groot dat de journalist een interessantere boodschap weet te verzinnen.
Intellectuelen moeten ons het werk uit handen praten, niet erin... (Peter Middendorp, Lieux de mémoire)
Bij ongelukken op kantoor denk ik in de eerste plaats aan een hartaanval. Onheil dat je zittend kan treffen. Niet aan een fatale misstap op de trap. Toch waren alle trappen van het kantoor dat ik vandaag bezocht voorzien van de mededeling: ‘Please hold the rail!’ Alle trapgebruikers die ik zag volgden deze aanwijzing op. Naast de eerste trede stond ook nog een bordje dat het gebruik van mobiele telefoons op de trap verboden was.
Het kan bijna niet anders of iemand heeft er statistieken over aangelegd en het bedrijf heeft daar vervolgens de uiterste consequentie uit getrokken. Trapdoden zijn vermijdbare doden. Krijg daar maar eens een speld tussen.
Ik was een paar keer eerder in het gebouw. Voorafgaand aan de bijeenkomsten vindt meestal een veiligheidsinstructie plaats. Een keer kregen we een kort filmpje te zien waarin een man ongelukkig uitgleed op een trap in een fabriek. Een funniest home video-achtig tafereel. Je ziet de uitgijder, de smak doet je in een reflex lucht tussen je opeengeklemnde tanden door naar binnen zuigen, maar verder oogt het ongevaarlijk. Dat is dus schijn, hebben ze hier uitgerekend. De trap ruïneert levens. Er schijnt ook een respectabel aantal mensen zodanig uit te glijden in bad dat ze het niet kunnen navertellen. De dood moet het hebben van de routine, de banaliteit. Rare fataliteiten geven wat jeu, maar tikken natuurlijk niet aan.
De eerste keren dat ik de trap gebruikte hield ik de leuning niet vast. Het voelde teveel alsof ik een hondje was dat een kunstje geleerd moest worden. Niemand sprak me er op aan.
Vandaag hield ik wel de leuning vast. Ik dacht: Nu ben ik een hond die een kunstje heeft geleerd. Vroeger was ik een hond die geen kunstjes had geleerd. Je maakt me niet wijs dat zo’n hond je liever is.
In plaats van een stukje te schrijven, worstelde ik met de vraag of ik ook moest gaan Twitteren. Eigenlijk was het geen vraag. Ik worstelde met de realisatie dat ik ook zou gaan meedoen. Halfslachtig verzet.
Een fuik is een verbluffend eenvoudig voorwerp. Zo eenvoudig dat het me niet zou verbazen als een vis door heeft wat er aan de hand is zodra hij zich voorbij de mond van de fuik heeft gewaagd. Maar dat wil blijkbaar niet zeggen dat je je kunt omdraaien en door dezelfde opening verder trekt om een andere hoek van het beekje te verkennen.
Ik klikte verder langs twitterpagina’s, eerst van bekenden, daarna van wilvreemden. De gezelligheid vierde hoogtij.
Ooit waren weblogs gezellig. Misschien zijn sommigen dat nog steeds, maar de mijne voelt tegenwoordig meer als een tochtige straathoek. Er komen veel mensen langs, maar iedereen is op weg naar iets anders. Af en toe groet iemand in het voorbijgaan. Een enkeling zet een ogenblik de tas met boodschappen neer.
Blijkbaar zoek ik gezelligheid. Meer in het bijzonder op internet. Ik kan de fuik wel verlaten, graag zelfs, maar dit stukje zelfkennis poets ik daarmee niet meer weg.
Ik keek of ze naam ‘bijzinnen’ nog vrij was. Die bleek vergeven aan iemand die eerder dit jaar enkele meditaties heeft uitgevoerd op ruis, zwarte lijntjes en de werkelijkheid. Het laatste van de in totaal vijf berichten luidt: ‘ontdaan van betekenis’. Dat klinkt als een conclusie waarna alleen nog gezwegen kan worden.
Op de fiets naar huis verheugde ik me op nasi. Die had ik gisteren gemaakt en zou nu nog beter smaken. Maar mijn vrouw had omelet met spinazie gebakken. Daar hoorde een logistiek verhaal bij waar geen speld was tussen te krijgen. Ik at de omelet en zag op als een berg tegen de wedstrijd van AZ later op de avond.