Aan mijn amoebe

Nu ik vrienden over mijn voortplanting heb verteld ? over jou, zeg maar ? krijg ik vaak de vraag hoe ik het vind, mijn aanstaande vaderschap. ?Abstract,? zeg ik dan.

Het belangrijkste bewijs voor jouw bestaan zijn de klachten van je moeder dat ze dik wordt en een slap en glad stukje papier met grijze vlekken. Met haar wijsvinger wees je moeder je aan. Ik vond dat je er uit zag als een amoebe. Ze hoopte dat je die aanduiding nooit zou horen.

      amoe?be (de ~, ~n)
      1 eencellig, vaak parasiterend dier => slijmdiertje

Maar ze wist dat ik gelijk had. Behalve dan dat je meercellig bent ? ik weet niet precies hoeveelcellig.

Om kort te gaan: ik ken je alleen van horen zeggen. Er was een rozig streepje op een plastic stripje en sindsdien werd jij geacht te bestaan. In de wetenschap noemen we dat deductie. O ja: wetenschap, dat is wat je vader doet. Ik weet nog niet hoe ik dat aan je moet uitleggen.
    Je moeder heeft later iets van een hartslag gehoord, maar daar was ik niet bij. Ik weet ook niet of ik zo?n apparaat zou vertrouwen. Ik bedoel: vroeger was me verteld dat je de zee kon horen als je een hand tegen je oor hield. Maar je hoort alleen je eigen bloed, blijkt. Ook mooi, daar niet van.

Verder doen officiële mensen heel serieus over jouw bestaan. Van de week moesten we je naam al invullen op een formulier. Een formulier is een stuk papier waarmee je in het systeem wordt ingepast. Jij denkt waarschijnlijk dat je een geval apart bent, maar daar kunnen we natuurlijk niet aan beginnen. Iedereen vind zichzelf bijzonder.
    Gelukkig kijkt het systeem daar meedogenloos doorheen. Jij zal, hopelijk, geboren worden tegelijk met een boel anderen. Die op jou lijken. Inwisselbaar zijn, eigenlijk. In het ziekenhuis houden ze wel eens een loterij en dan krijgen de pappa?s en mamma?s een willekeurige baby mee naar huis. Niemand die het merkt. Ja, later, als er toevallig een DNA-test wordt gedaan ? omdat je crimineel bent geworden, bijvoorbeeld. Dan blijkt ineens dat je helegaar niet van je eigen pappa en mamma bent. DNA, dat is ook weer zo?n abstractie, net als die grijze vlekken.

Ik dwaal af. We moesten jouw naam invullen. Die weten we natuurlijk nog niet. We hebben al kleren voor je ? met bruine gansjes, bijvoorbeeld ? en we weten al op welke tijdstippen we jou gaan afleveren bij een huis hier twee straten verderop. Maar een naam hebben we nog niet.
    Het formulier dat jou moest inpassen in het systeem was eigenlijk niet zo goed opgezet, want hieraan hadden ze niet gedacht. Er had gewoon een hokje onder moeten staan dat je kon aankruisen als je nog geen naam had. Dan zou je een nummer krijgen. D3490-A12 bijvoorbeeld. Iedereen krijgt uiteindelijk toch een nummer ? ook de amoeben die wel al een naam hebben.

Uiteindelijk vulden we in: Jesus. Dat is een grapje dat we je later wel eens uitleggen. Dan zal pappa ook uitleggen wat katholiek is. Katholiek is bijvoorbeeld dat als er een wedstrijd is wie er het hardst kan fietsen, dat er dan een meneer in een zwarte jurk met een wc-borstel voor de fietsers gaat staan en met die borstel water over de fietsers gooit. Die gaan daar dan harder van fietsen.

Enfin, pappa moet nu aan het werk. Nog één ding: het klinkt misschien een beetje ongezellig, pappa?s gepraat over abstracties en amoeben. Maar wees gerust, als jij je straks een schreeuwende weg baant uit mamma, dan krijgt pappa een sloot dopamine in zijn kop. Helemaal vanzelf. En dan gaat hij vanzelf allemaal warme dingen voelen. Pappa voelt al allemaal warme dingen als hij een paar glazen wijn op heeft, dus door die dopamine zullen we heel gelukkig worden met zijn drieën.

Tot later.
M.