Rijglaarzen
Ik zat in de bibliotheek van Delft te staren naar het tijdschriftenrek. Op mijn schoot lag een psychoanalytische verhandeling over de liefde. Net toen ik me afvroeg af of ik ongezien een stapel Viva’s kon pakken – Ik wil passie, hij wil knuffelen en 4 tips voor een spectaculair orgasme – schuifelde een oude vrouw richting het rek. Ik zag haar alleen van achteren, maar ook zo was ze een wonderlijke verschijning. Ze ging gekleed als een vamp – zeer kort zwart rokje, lange rijglaarzen, dun truitje – maar ze stapte als een wankele sumoworstelaar. De benen ver uiteen en gebogen, het lichaam roterend om het ene stramme been en dan om het andere. Ze hing voorover, het gezicht naar de grond gericht. Bij elke stap zwiepten de lappen ongekamd grijs haar heen en weer aan haar hoofd.
De vrouw hield stil voor het tijdschriften. Met moeite richtte ze de blik omhoog. Een arm steeg op, maar daalde onverrichterzake weer naar beneden.
Sinds de bibliotheek is opgeknapt en samengevoegd met de muziekschool, is het een gezellige openbare huiskamer geworden. Het trekt nu mensen die wellicht anders in hun eigen huiskamer waren gebleven.
Een bibliotheekmedewerkster kwam enkele tijdschriften terugleggen. De oude vrouw begon driftig de medewerkster toe te spreken, met zeer hese stem. Ik verstond slechts een enkel woord. Schande. Te hoog. Trapje.
De medewerkster hoorde het een poosje aan.
‘Ja meneer,’ zei ze toen. ‘Ik zal er een notitie van maken, meneer.’
Aha, het was een man, dat verklaarde het een en ander. Nou ja, man. Hoe zou deze persoon aangesproken willen worden? De medewerkster had er verder geen boodschap aan, leek het. Man, vrouw, het maakt voor het zeuren ook weinig uit. Maar waarom bleef ze steeds het geslacht benoemen? Het had iets kleinerends, maar misschien kwam het omdat onbewust haar brein de vraag telkens bleef opwerpen. Er zijn categorieën en dingen moeten daarin, ook als je een bijzondere vogel ziet. Juist dan. Het antwoord aan haarzelf nestelde zich tussen de andere woorden die haar mond verlieten.
‘Ja, meneer. Ja. Ik ga het opschrijven, hoor.’
Toen liep ze liep weg. De oude vrouw mopperde nog wat en tastte langs het tijdschriftenrek.
Even later kwam de medewerkster terug met een rood trapje.
‘Hier meneer, deze is van de kinderafdeling. Die mag u gebruiken zolang u wilt.’
De oude vrouw hervatte haar hese gemopper waarvan alleen de toon voor mij verstaanbaar was. Het trapje blijkbaar was toch niet het antwoord. Misschien lag het euvel meer in het feit dat er überhaupt een trapje nodig was om een tijdschrift te pakken.
‘Ik kan er ook niets aan doen, meneer. Het is beleid.’
‘Nou meneer, ik heb hem anders nog nooit gehoord hoor, deze klacht. Het is de eerste keer.’ En toen liep ze weg.
Daar sta je dan, dapper gehuld in je rijglaarzen en kokette rokje. Hoe vrolijk is het leven dat radicaal van koers wijzigt?
Op de achtergrond hief een trompet een trage, dromerige melodie aan. De muzieklessen gingen beginnen.