Stil verwijt

We hebben twee konijnen te logeren, van de buren. Het hok staat naast de vuilnisbakken. Ik gooide net wat afval weg en zag ze zitten, in het donker. Ze schrokken van het dichtklappen van de afvalcontainer.
    De witte heet Smokey, de naam van de zwarte weet ik niet. Ik hoor de buurmeisjes alleen over Smokey praten. Er zit een zeker ontzag in hun stemmen als ze mijn kinderen inwijden in de wensen van het konijn. Ze zijn de exclusieve woordvoerders van een mysterie.
    Het leek me koud in het hok. De dieren waren bovendien in de meest tochtige en zichtbare hoek gaan zitten, als een stil verwijt. Ik heb niet bedacht dat ze hun leven achter gaas in de achtertuin van een rijtjeshuis moeten doorbrengen, maar tegen zoveel hulpeloosheid is geen argument opgewassen.
    Er zijn allerlei redenen waarom ik geen dieren in huis wens te hebben, maar dit is de belangrijkste: als ik een huisdier zie, zie ik een verwijt.
    Terwijl ik naar binnen liep, kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat twee paar ogen me indringend volgden.
    Ik ruimde het aanrecht op.
    ’s Middags had ik even de hoop gekoesterd dat ik de spitskool die in het groenteabonnement zat aan de konijnen kon slijten. De ontdekking van een gedeeld belang – wij verlost van de spitskool, zij van het stro – schiep een band. Maar volgens mijn vrouw waren ze recent bij de dierenarts geweest en die had enig overgewicht geconstateerd. Er was een dieet opgesteld en spitskool paste daar niet in, meende ze.
    De konijnen moesten hun lot in blakende gezondheid zien te dragen.