Een behaaglijk gevoel van dreiging

Op weg naar Monschau begon het te sneeuwen. De koplampen wisten maar een kleine doorgang te kerven uit het duistere kluwen van golvend en zwenkend asfalt, overhangende bomen en kolkende neerslag. Onze huurauto had geen winterbanden.
    Tot na Aachen had het een van die vormeloze dagen geleken die gestaag de aanduiding ‘winter’ aan het uithollen zijn. Ik had mijn vrouw afgesnauwd omdat ze iets vond van de snelheid waarmee ik reed. Toen hadden we nog een snelheid waar je iets van kon vinden.
    Inmiddels hing er een geconcentreerde stilte in de cabine. Ook de kinderen zwegen. Hun smeekbedes om de volgende snack, waarvan ze de aanwezigheid in de auto vermoedden, waren verstomd. Mijn vrouw zei af en toe iets geruststellends tegen me, met een stem die ze reserveert voor noodsituaties.
    Een minuut of twintig warmden we ons aan een behaaglijk gevoel van dreiging.
    Bij aankomst bij het huisje waar het familieweekeinde zou plaatsvinden, kwam mijn vader naar de auto gelopen. ‘Nou, goed gedaan, Van Eeten,’ zei hij.
    Later bleek dat hij, met winterbanden, langs een andere route was gekomen – een met een steile klim die ons waarschijnlijk teveel was geworden. Hij had niet gezien dat we van de andere kant kwamen.
    Het eerste uur hielden de kleinkinderen en ik een sneeuwballengevecht. Schimmen slopen door de tuin en meden daarbij de plasjes licht die uit de ramen van het huisje vielen.
    Vera, de jongste deelnemer, vond het niet leuk dat niemand haar probeerde te raken.
    Toen we weer binnen waren, kwamen de spelcomputers uit hun hoesjes. Andere kinderen arriveerden, haalden hun eigen spelcomputers uit de tas en parkeerden zich zwijgend naast hun soortgenoten. Soms ruilden ze hun apparaten en brachten ze het poppetje van hun neefje of nichtje naar het volgende niveau.
    De volgende dag begon te dooien. De regen kleurde groene plakken in de velden.
    Mijn broer kocht een flatscreen-televisie in een enorme supermarkt aan de rand van een naburig dorp. Het oude televisietje dat in het huis stond, weigerde het signaal van de Wii. ‘Ik moest er toch nog eentje kopen,’ zei hij. In het winkelwagentje stond de doos met het scherm ingeklemd tussen de melk, pindakaas en sterke drank.
    De hele avond werd er getennist en gedanst voor de televisie. Alleen de oudste kleinzoon doorbrak de verdeling van mannen en vrouwen door met beide mee te doen. Hij versloeg alle vrouwen met het dansen. Zijn lichaamsbewegingen vertoonden geen enkele correspondentie met de muziek. Dat deed niemand hem na.
    Toen we naar huis reden, in een landschap dat van duister en mysterie was ontdaan door hard grijs licht en druilerigheid, vroeg mijn vrouw: ‘Wat was nou het verhaal van die flatscreen?’