Rancune aan de macht

Vanochtend plaatste dagblad De Limburger onderstaand opiniestuk in een licht ingekorte versie.

“PVV buigt diep voor rol in Limburgse coalitie,” zo omschreef De Limburger het coalitieakkoord van PVV, CDA en VVD. De PVV had immers het verbod op nieuwe moskeeën opgegeven tijdens de onderhandelingen. Ook de Volkskrant zag dat als het grootste nieuws en kopte: “PVV bestuurt in Limburg: Geen verbod op moskeeën.’
    Wie denkt dat hier van een concessie sprake is, begrijpt niets van de opkomst van de PVV in Limburg.

Ondertussen rolt het ene na het andere boek over populisme van de persen. Telkens klinkt hetzelfde refrein: het populisme teert op rancune.
    Dat refrein klonk ook na de overwinning in Limburg. Zo noemde NRC-journaliste Marcia Luyten de provincie, tevens haar geboortegrond, “een vat vol rancune”. De Limburger startte een serie onder de titel: “Het onbehagen van Limburg.”
    Er is inderdaad sprake van onbehagen, maar dan vooral bij de gevestigde orde die zich geen raad weet met het populisme. Ironisch genoeg is juist dàt onbehagen – en het dedain à la Luyten waarin het zich uit – voor veel kiezers een bevestiging dat de PVV inderdaad iets nieuws te bieden heeft.
    Natuurlijk is het kleinerend voor aanhangers van de PVV om steeds te moeten horen dat ze uit rancune stemmen. Toch kun je daar ook een zeker genoegen in scheppen. Als iemand de moeite neemt om je te kleineren, dan doe je er toe. Dan boezem je angst in.

Belangrijker is dat rancune als verklaring voor het succes van de PVV niet deugt. De partij is daarin namelijk niet uniek. En voor zover de partij inderdaad op rancune teert, is dat niet per se onwenselijk. Het wordt tijd deze kreupele verklaring uit de weg te ruimen.

Ressentiment als politiek kapitaal

De Amerikaanse essayist Henry Adams omschreef politiek ooit als de “systematic organization of hatreds” – vrij vertaald, politiek is de ordentelijke optelsom van wederzijdse afschuw. Iedereen die verlangt naar een politiek zonder rancune, verlangt eigenlijk naar een politiek zonder politiek. Dat noemen we ook wel: technocratie, emotieloze deskundigheid aan de macht. De jaren negentig was de enige periode in onze politieke historie waarin de praktijk het ideaal benaderde. Het was de uitzondering. Het huidige klimaat is geen uitzondering, het is een terugkeer naar de normaliteit.
    De PVV heeft geen monopolie op ressentiment. Alle partijen appelleren eraan. Kijk eens hoe er over bankiers en andere grootverdieners wordt gesproken. Rationele argumenten daarvoor schieten tekort. Blijft over de rancune jegens het grote geld. Het feit dat ongebreidelde rijkdom ons als iets onsmakelijks voorkomt. Dit is niets nieuws. In de jaren zeventig lanceerde Den Uyl het idee dat de grootverdieners maximaal vijf keer het minimuminkomen mochten verdienen. Toen heette dat engagement, tegenwoordig zouden we dat populisme noemen.
    De Duitse filosoof Peter Sloterdijk laat in zijn boek ‘Woede en tijd’ zien dat grote ideologische stromingen rancune omzetten in politiek kapitaal. Daarmee kun je investeren, bijvoorbeeld in verandering. Zo gebruikte het socialisme het ressentiment jegens de kapitalisten om uiteindelijk sociale hervormingen door te voeren.
    De kunst is rancune productief te maken in een politiek programma dat ook andere elementen kent: ideeën van rechtvaardigheid, rationaliteit, gemeenschap en vooruitgang. ‘Limburg voor de Limburgers’ is in dat opzicht een schraal programma, maar op schraalheid heeft het populisme evenmin een monopolie.

Gezonde correctie

Als het zich niet onderscheidt in rancune, waaraan dankt het populisme dan haar succes? Kort gezegd: aan het eerdere succes van het liberalisme.
    Het volgende geldt inmiddels als onomstreden: Kiezers zijn niet alleen verdeeld langs de sociaaleconomische scheidslijn links-rechts, maar ook langs de culturele scheidslijn libertair-autoritair. Tot in de jaren tachtig brachten de grote middenpartijen ook autoritaire waarden tot uitdrukking. Maar in de jaren negentig nam het liberalisme het politieke speelveld over, van links tot rechts. Alle grote partijen schoven op in de richting van de libertaire deel van het speelveld. Juist de dominantie van het liberalisme maakte de opkomst van het populisme mogelijk. Er lag electoraal terrein braak.
    Een deel van het electoraat, vooral het lager opgeleide deel, is niet liberaal. Dat is al heel lang zo en waarschijnlijk ook nooit anders geweest. In 1984 maakte Gerard van Westerloo een prachtige reportage over Amsterdamse trambestuurders, onder de titel “Niet spreken met de bestuurder”. Wie de trambestuurders hoort spreken, hoort de PVV, minus de obsessie met de islam. Hun zorgen gingen over de teloorgang van gemeenschap. Ze werden echter steeds minder gerepresenteerd in het politieke debat. Hoe je ook denkt over die opvattingen, in democratisch opzicht is dit een tekortkoming. De opkomst van het populisme – LPF, SP, PVV – heeft dit tekort opgeheven. Met andere woorden, de democratie doet zijn werk.
    De vraag is niet waarom het populisme is opgekomen, de vraag is waarom het zolang is uitgebleven.

Burgerlijke waarden

Onbehagen maakt blind. Wie zich blind staart op de xenofobe excessen van de PVV, ziet niet dat veel van haar kiezers en een deel van het partijkader geen belangstelling hebben voor de Islam. Zo ook de Limburgse PVV-leider Laurence Stassen. Een dag voor de Statenverkiezing werd ze geïnterviewd door de Volkskrant. De interviewers schrijven: “Met vragen over moslims, hoofddoekjes, moskeeën en halal-vlees heeft ze het moeilijk. Maar begin over de ‘plucheplakkende bestuurders’, en Laurence Stassen houdt niet op met praten.”
    Uit het interview blijkt duidelijk dat Stassen zich probeert te onttrekken aan vragen over Islam en massa-immigratie. Niet zij, maar de interviewers zijn geobsedeerd door deze thema’s – oftewel, door hun eigen weerzin. Uiteindelijk capituleert Stassen. Met tegenzin reciteert ze de officiële landelijke standpunten van de PVV.
    Natuurlijk gaf Stassen het moskeeverbod op in de onderhandelingen voor het coalitieakkoord. Misschien veinsde ze om tactische redenen dat het haar zwaar viel. En ja, ze zal regelmatig ridicule opmerkingen maken over de Islam. Dat staat in haar functieomschrijving. Maar veel van haar verkiezingsthema’s drukken geen xenofobie uit. Ze richt de rancune elders.
    Wat zeg je als je ten tijde van een crisis de dienstauto van gedeputeerden wilt afschaffen, een triviale bezuiniging? Dan ben je een symbolische rekening aan het vereffenen – in dit geval met bestuurders die belastinggeld aan zichzelf spenderen, terwijl de belastingbetalers moeilijke tijden doormaken.
    “De vereffening van de onrechtrekeningen van een moreel onuitgebalanceerde wereld,” zo omschrijft Sloterdijk het productief maken van ressentiment. Als bestuurders zichzelf privileges ontzeggen, kun je dat ook solidariteit noemen. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, is solidariteit niet afgeschreven. Het wordt opnieuw vormgegeven.
     Het populisme is het vereffenen van onrechtrekeningen. Een deel van het vermeende onrecht drukt burgerlijke waarden uit, geen xenofobie. Niet de fundamentalist is de vijand, maar de profiteur, de asociaal. Daarom laten populisten het woord ‘burger’ graag voorafgaan door de kwalificatie ‘hardwerkende’.
    Uit peilingen blijkt voortdurend dat een aanzienlijk deel van de PVV-aanhang weinig opheeft met de kruistocht tegen de Islam. Niet uit piëteit, maar omdat men het eenvoudigweg amper relevant vindt. Ook het kader van de partij zelf is hierover verdeeld. Wilders’ obsessie met de Islam is de Achilleshiel van de partij. Vertegenwoordigers als Stassen kunnen wel eens haar redding zijn.

Politisering

Het laatste misverstand over rancune is dat het alleen maar ‘tegen’ is. Daarom zou de PVV geen antwoorden hebben. Luyten schreef destijds: “Met een stem voor behoud van wat er nog is van vroeger, gaat de toekomst verloren.”
    Het idee dat een stem voor behoud een stem tegen de toekomst is, lijkt me nogal merkwaardig. Is een stem tegen klimaatverandering ook een vorm van nostalgie? Luyten bewijst zelf het failliet van haar diagnose met het relaas van Sanderbout, een oude wijk en PVV-bolwerk in Sittard. De bewoners verzetten zich, met succes, tegen de sloop waarvan de deskundigen hadden besloten dat die beter voor hen was. In plaats daarvan wordt er gerenoveerd en blijft de gemeenschap bewaard. Ook behoud kan vooruitgang zijn.
    Meer in het algemeen politiseren de populisten iets dat door de deskundigen buiten de politiek is geplaatst: ons antwoord op globalisering. Hoe weten de tegenstanders als Luyten dat de PVV geen antwoorden heeft? Omdat de populistische standpunten afwijken van het neoliberale recept: ze zijn tegen de verhoging van de pensioenleeftijd, tegen flexibilisering van de arbeidsmarkt, tegen open grenzen. Luyten, en vele met haar, weten zeker dat dit recept het enige mogelijke antwoord is, dat we geen keuze hebben.
    Als je beweert dat er geen keuze is, dan plaats je dat onderwerp buiten de politiek. De Franse socioloog Bourdieu noemt dit ‘economisch fatalisme’. Een defaitistische onderwerping aan de economische orthodoxie, zonder strijd. We zien het nu weer, rondom Griekenland. We hebben geen keuze, anders volgt de rampspoed. Let wel: de economische orthodoxie is geen onzin. Ik pleit hier niet voor fact-free politics. Maar die orthodoxie is faalbaar, dat moge inmiddels gevoeglijk duidelijk zijn.
    Het is een leugen dat een complex fenomeen als globalisering ons geen keuzes laat. Elders werd wel keuzevrijheid bevochten. Zo bedankte Denemarken voor de euro. Volgens de economen was dat kortzichtig en dom. Ze vergooiden hun toekomst. En nu? Nu gaat het prima met Denemarken. Ze kijken vast met enig leedvermaak naar onze worsteling met de Grieken.
    De strijd die Sanderbout heeft geleverd, wordt op allerlei terreinen en schaalniveaus gevoerd. Natuurlijk heeft de PVV geen doordacht economisch antwoord, maar ze biedt wel strijd. En politiek begint bij strijd.
    Misschien moet het antwoord op globalisering op een ander terrein gevonden worden: identiteit. Als je je staande wilt houden in een veranderende wereld, is het van belang te weten met welke groep je dat probeert te doen en welke ideeën van rechtvaardigheid die groep aanhangt. Misschien wil je eerst voelen dat er überhaupt nog een groep is. Daarna kun je praten over oplossingen en offers. En wie weet emancipeert Limburg en passant ook nog uit de slachtofferrol.