Verlangen naar een vouwfiets

Toen ik vanochtend wakker werd, dacht ik aan vouwfietsen. De diefstal heb ik een paar dagen geleden achter me gelaten, nu worstel ik met de begeerte. Wie ben je als je verlangt naar een opvouwbare fiets van zevenhonderd euro?
    Ik ervaar bijna alle verlangens als beschamend. De willekeur ervan, het zelfzuchtige. De waarheid over wie je bent wordt zichtbaar als een pisvlek in een onderbroek.

In het geval van verlangens naar consumptiegoederen, heb ik een omgangsvorm ontwikkeld die bestaat uit langdurige kruisverhoren. Het verlangen wordt ondervraagd over het nut van de aanschaf. Als er nut is, heb ik een alibi om tot aanschaf over te gaan. Ik moet mezelf dus bedriegen.
    Het bedrog gaat me makkelijker af als het iets is dat ik veelvuldig gebruik. Toen ik mijn vouwfiets nog elke dag gebruikte, was ik er na een paar dagen uit dat ik acceptabel vond om duizend euro neer te tellen voor een mooi exemplaar. De periode van dagelijks gebruik is echter voorbij. De begeerte niet.
    Het ergert me dat ik wakker wordt, opnieuw, denkend aan vouwfietsen. Ook de rest van de dag zijn ze aanwezig. Voor zover dat nog niet duidelijk was, weet ik nu: de mens heeft een beperkte tolerantie voor vouwfietsen.
    De bedrieger is vindingrijk en ruikt zijn kans. De zevenhonderd euro is niet langer de prijs van een nieuwe vouwfiets, maar losgeld. Ik koop de vrijheid om aan iets anders te kunnen denken. Ik ben niet op de hoogte van de huidige prijzen, maar een paar honderd euro om bevrijd te worden van een verlangen lijkt me een alleszins redelijk aanbod.