Kaasfondue met Arnon Grunberg

Ik zat naast Arnon Grunberg. De kleine tafeltjes van het fonduerestaurant dwongen onze stoelen dicht bij elkaar. We bogen allebei een beetje opzij, van elkaar weg. Eerst had ik schuin tegenover hem gezeten. Toen moesten diverse aanwezigen van plaats verwisselen vanwege hun bestelling. We roerden met stukjes brood door dezelfde pan met gesmolten kaas. Ik zat naast Arnon Grunberg en ik probeerde me een houding te geven. Het was een mijnenveld. Mijn vrouw maakt regelmatig de grap dat ik verliefd op hem ben. Ik glimlach dan beleefd, maar het doet ook een beetje pijn. Toen ik laatst zei dat ik Onze Oom niet zo?n goed boek vond, zei ze: ?Hè hè, eindelijk.? Voordat ik naar de afspraak met meneer Grunberg ging, zei ze: ?Je bent niet zo briljant, maar wel veel knapper.? Ziedaar de balans van mijn leven op zaterdagmiddag jongstleden. Het mijnenveld bestond uit dingen die ik wilde vermijden tijdens de ontmoeting. De lijst was omvangrijk. Om een paar items te noemen: Niet zwatelen. Niet zwijgend toekijken. Kruiperig zijn met mate. (Over de gezagsverhoudingen bestond geen misverstand, maar het leek me prettiger die niet al te expliciet te maken.) Niet de poseur uithangen. Ongeveer tien minuten nadat meneer Grunberg was aangeschoven, hing ik de poseur uit. Er was geen redden aan. Ik had me ingesteld op een druk gesprek met schaarse mogelijkheden om iets tegen hem te zeggen. Maar de vijf andere mensen die uitgenodigd waren, bleken bescheiden en beleefd. Daardoor vielen er veel gaten in de conversatie. Ook waren er de nodige onderbrekingen door enkele mensen die werden aangeduid als ?Grunbergs hofhouding.? Later noemde iemand ze ?de onderdanen?, en meneer Grunberg nam die term zonder aarzeling over. Elk gat dat viel oefende een zuigende werking op me uit. Na het derde gat, meneer Grunberg had net het aantal gewenste kaasfondues geïnventariseerd, begon ik over het nihilisme. (Wordt vervolgd.)