Losse eindjes van 2007 (3)

Ik wil graag aanpikken bij 2008.
Daarom laat ik de zes losse eindjes die op mijn lijstje stonden voor wat ze zijn – op eentje na. Die over mijn mail aan een van de prinsen van Oranje. Eigenlijk alleen omdat ik het had beloofd, want ik heb er verder niets over te melden.
Na dit losse eindje gaat 2007 het archief in, rafelig en wel.
Verder wens ik u een goed 2008.

Afijn.
Ik kreeg dus een mailtje van een meneer Van Oranje. Laten we zeggen dat zijn voornaam Constantijn was.
De naam riep geen enkele associatie bij me op.
De mail was in het Engels. Iets over een vragenlijst ter voorbereiding van een ambtelijke workshop waar ik aan deel zou nemen.
Mijn oog viel op het emailadres van de afzender, omdat hij een eigen domeinnaam gebruikte met zijn familienaam. De naam oogde wat rommelig: oranje.eu.com. Niet professioneel. Verder gebeurde er niets in mijn hoofd.

De mail bleef onbeantwoord.

Een paar weken later stuurde hij een herinnering.
Ik keek naar de vragenlijst.
Elke deelnemer werd geacht aan te geven wat de meest urgente problemen waren op basis van een bijgevoegde lijst van maatschappelijk leed op het betreffende terrein.
Ik probeerde de lijst in te vullen, maar liep meteen vast.
Het lukte me niet een mening te vormen over welk leed nodig aan meer erkenning toe was. Het waren allemaal vrij beschaafde vormen van leed, voor zover ik beroepsmatig bekend met ze was. Daarnaast vermeldde de lijst enkele vormen die ik niet kende. Mijn eerste reactie is dan niet om te denken dat er schrijnend onrecht onopgemerkt is gebleven.
Na een paar minuten gaf ik het op.
Ik opende een bericht en tikte: Beste Constantijn.
In gedachten zag ik een junior medewerker voor me van het organiserende onderzoeksbureau.
Midden twintig, in bezit van enkele prachtige Italiaanse pakken die hij had aangeschaft kort nadat het bureau hem in dienst had genomen.
In enkele zinnen legde ik uit waarom ik de vragenlijst niet kon invullen.

Een paar minuten na verzending kreeg ik een mailtje terug.
Beste Michel.
Bladiebla.
“Dus je opinie is wel degelijk waardevol,” vond Constantijn.
Onzin, maar van het onberispelijke soort.

Een week later meldde ik mij in een klein zaaltje in het Circustheater in Scheveningen voor de workshop. Er zouden tien deelnemers zijn, naast de organisatoren. Ik schudde iedereen rond de koffietafel de hand. Sommige mensen kende ik, al duurde het soms even voor ik me hun naam kon herinneren.

Toen ik het zaaltje inliep om mijn tas neer te zetten, zat er in een hoek een jongen achter de laptop die de projector bediende. ‘De junior,’ dacht ik nog.
De eerste inhoudsloze dia stond al op het scherm.
Ik legde mijn spullen op een willekeurige zitplaats.
De jongen kwam overeind en liep naar me toe.
Zijn gezicht had iets bekends.
In gedachten ging ik enkele eerdere workshops af.
‘Mag ik me even voorstellen?’ vroeg hij.
Ik knikte.
‘Ik ben Constantijn van Oranje.’
Ik groette hem en stelde mezelf voor.
‘Fijn dat u gelegenheid zag om deel te nemen aan de workshop.’
Ik zocht naar een gepaste standaardantwoord in mijn repertoire, maar hakkelde uiteindelijk iets over dat het me een bijzonder interessante workshop leek.
Hij knikte en liep terug naar zijn laptop.
Zijn grijze pak viel een beetje tegen en hij was iets ouder dan ik had verwacht.

De rest van de dag maakte hij ijverig notulen van de weinig interessante workshop, zonder een woord te zeggen.

Vlak voor de lunch herinnerde ik me waar ik hem van kende.
Om de een of andere reden voelde ik ineens een grote sympathie voor hem.