Posts in Tekst
Een poppetje kleuren

Als we de deur uit gaan, zegt Vera dat ze niet zelf wil fietsen. Kom op, zeg ik.
    Even later fiets ik naast haar langs het donkere water van de Schie, in de richting van de roze streep ochtendlucht die boven de school hangt.
    ‘Iedereen zegt dat ik klein ben voor mijn leeftijd,’ zegt ze. ‘Maar ik ben niet klein voor mijn leeftijd. Ik ben gewoon.’
    ‘Zeker.’
    ‘Waarom zeg jij altijd zeker?’ vraagt ze wantrouwend.
    ‘Ik geef je gelijk.’
    ‘Iedereen in de klas is groter, maar die kinderen zijn ook ouder dan ik.’
    ‘Inderdaad.’
    Even maalt ze zwijgend omhoog naar de Tweemolentjeskade.
    Als we boven zijn, zeg ik: ‘Weet je, ook als je een beetje klein bent voor je leeftijd, ben je gewoon. Het gaat maar om hele kleine verschillen. Bovendien is iedereen anders. Kleiner, groter, slimmer, grappiger, sneller, sterker.’
    'Ja-haa. Dat weet ik allang. Dat hebben we bij HVO al gehad.’
    HVO is humanistische vorming en iets met een o. Ooit moesten we een formulier invullen om toestemming te geven dat ze daaraan zou meedoen. Mijn vrouw heeft overwogen die toestemming te onthouden.
    ‘Wat heb je bij HVO gehad?’
    ‘Dat iedereen anders is. Toen moest we een poppetje kleuren.'
    ‘Aha.’
    Dan beklimmen we het heuveltje bij de Koepoortbrug. Het laatste stukje trek ik haar. Vlak voor we linksaf slaan, in de richting van het schoolplein, zegt ze: ‘Jammer dat we al bij school zijn, ik zou nog veel langer willen fietsen.’

Smali en baksmali

Toen ik langzaam wakker werd, voor de wekker, waren de eerste woorden die tot me doordrongen: smali en baksmali. Het duurde even voor ik besefte waar mijn hoofd aan had gewerkt, in mijn afwezigheid.
    Gisteravond had ik urenlang rondgehangen op xda-developers.com. Mijn nieuwe telefoon draait Android en ergens in de paar weken die ik met het toestel heb doorgebracht heeft zich een ambitie in mij genesteld: ik wil een aangepaste email-widget – dat is venstertje op het thuisscherm waarin mijn zakelijke inbox direct zichtbaar is. Zwart op wit is de standaardvormgeving, ik wilde wit op doorzichtig.
    Sommige ambities zijn een vorm van masochisme.
    Het leek me dat iemand dat al gemaakt moest hebben. Eerst zocht ik naar een geschikte app. Lang verhaal kort: was er niet, mede omdat ik de nieuwste versie van Android heb.
    Maar dan zijn er nog de knutselaars. Op xda-developers.com is een thread van 304 pagina’s and counting waarin zo ongeveer elke denkbare widget doorzichtig is gemaakt en van bijpassende tekstkleuren wordt voorzien.
    Maar de mensen deze tweaks schrijven, zijn zelf geen gebruikers van programma’s voor zakelijke emailaccounts. Dat is software voor oude mannen in grote kantoorgebouwen. De widgets voor Facebook, Twitter en Gmail waren allang aangepast.
    Ik vroeg op de site of iemand de email-widget voor me wilde aanpassen. Ja hoor, zeiden twee mensen – want zo’n site is het. Een paar dagen later gaven ze het op. Het bleek ingewikkelder dan de andere widgets, omdat het dieper in Android was ingebed. Het was ongetwijfeld oplosbaar, maar ja, ze gebruikten het emailprogramma zelf niet. Dus.
    Bij elke stap in dit proces, probeerde ik af te haken. Ik bespotte mijn verlangen naar een gestroomlijnd thuisscherm. Ik hield mezelf voor dat ik geen tijd heb voor deze flauwekul. Ik probeerde met nieuwe waardering te kijken naar de standaardwidget. Hij kende misschien enkele esthetische beperkingen, maar er was best goed over nagedacht.
    Het hielp niet. Ik werd steeds verder naar de dark side gezogen.
    En zo bekeek ik gisteravond hoe je apk’s kunt decompilen, xml kunt bewerken in een disassembler en wanneer je resources.arsc moet verwijderen voordat je gewijzigde code via de abd tool terug kunt pushen naar de geroote telefoon. O, en hoe je smali en baksmali gebruikt om machinecode aan te passen.
    De afgelopen twee dagen had ik, voor het eerst in maanden, weer tijd om aan mijn roman te werken. In eerdere perioden werd ik wel eens wakker werd met een idee voor een scene of een personage. Nu droomde ik over smali en baksmali. Gelukkig moest ik de kinderen uit bed gaan halen.

Het mooiste

Vandaag werden de tuindeuren vervangen. Het aannemersbedrijf stuurde Chris – een oudere man met een goudkleurig brilmontuur en een glimlach waarachter een opeengehoopt gebit schuilging dat elke orthodontische bemoeienis had weten te ontlopen.
    Jules en ik zaten in onze winterjassen in de woonkamer, terwijl de vermolmde deuren uit hun scharnieren werden geschroefd.

[[popup file="deuren.jpg" description="(thumbnail)" alt="deuren" ]]

    Ik had allerlei dingen te doen, maar ik stond een groot deel van de tijd het werk te aanschouwen. Vakwerk heeft een hypnotisch effect. Ik vermoed dat veel klusprogramma’s op televisie daarop gebaseerd zijn. Het oogt eenvoudig, binnen handbereik zelfs, en tegelijkertijd is het onnavolgbaar in zijn precisie. Het effect is niet afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de handeling, maar van het feit dat je iets met een zekere perfectie ziet ontstaan uit het niets. Tijdens het aanbrengen en straktrekken van de kitnaden ging ik dicht bij hem staan, aan de andere kant van het glas. Jammer genoeg waren er maar acht naden te kitten.
    Een jongere collega kwam een paar tochtstrippen brengen. ‘Hé Chrissie,’ zei hij bij binnenkomst.
    ‘Dag,’ zei Chris.
    ‘Alles goed hier?’
    ‘Ja hoor.’
    De jongeman babbelde wat tegen hem, maar Chrissie was niet van het babbelen. De jongeman wist dat en keek met een ironische en warme glimlach naar de man die inmiddels de tochtstrips op maat aan het zagen was.
    ‘Nou, dan ga ik weer.’
    ‘Ja.’
    Tijdens de koffiepauze vroeg ik hem hoe lang hij al bij het bedrijf werkte.
    Er kwam geen reactie. Hij roerde zwijgend in de koffie.
    ‘Ik moet even nadenken,’ zei hij ineens. ‘Achttien jaar.’
    ‘Ik werk toevallig ook achttien jaar bij hetzelfde bedrijf,’ zei ik.
    ‘Eigenlijk is het pas achttien jaar in oktober,’ zei hij. ‘Dus zeventien jaar.’
    Hij vertelde dat hij vanwege ruzie tussen de twee eigenaren was weggegaan bij het vorige bedrijf, zeventien jaar geleden.
    ‘Hier doe ik hetzelfde werk als daarvoor. Dat is natuurlijk het mooiste, als je hetzelfde werk kan blijven doen.’
    ‘Ja, is dat het mooiste?’
    Hij keek op van zijn koffie met een frons, de enige die ik deze dag te zien kreeg. ‘Ja, natuurlijk.’

Een behaaglijk gevoel van dreiging

Op weg naar Monschau begon het te sneeuwen. De koplampen wisten maar een kleine doorgang te kerven uit het duistere kluwen van golvend en zwenkend asfalt, overhangende bomen en kolkende neerslag. Onze huurauto had geen winterbanden.
    Tot na Aachen had het een van die vormeloze dagen geleken die gestaag de aanduiding ‘winter’ aan het uithollen zijn. Ik had mijn vrouw afgesnauwd omdat ze iets vond van de snelheid waarmee ik reed. Toen hadden we nog een snelheid waar je iets van kon vinden.
    Inmiddels hing er een geconcentreerde stilte in de cabine. Ook de kinderen zwegen. Hun smeekbedes om de volgende snack, waarvan ze de aanwezigheid in de auto vermoedden, waren verstomd. Mijn vrouw zei af en toe iets geruststellends tegen me, met een stem die ze reserveert voor noodsituaties.
    Een minuut of twintig warmden we ons aan een behaaglijk gevoel van dreiging.
    Bij aankomst bij het huisje waar het familieweekeinde zou plaatsvinden, kwam mijn vader naar de auto gelopen. ‘Nou, goed gedaan, Van Eeten,’ zei hij.
    Later bleek dat hij, met winterbanden, langs een andere route was gekomen – een met een steile klim die ons waarschijnlijk teveel was geworden. Hij had niet gezien dat we van de andere kant kwamen.
    Het eerste uur hielden de kleinkinderen en ik een sneeuwballengevecht. Schimmen slopen door de tuin en meden daarbij de plasjes licht die uit de ramen van het huisje vielen.
    Vera, de jongste deelnemer, vond het niet leuk dat niemand haar probeerde te raken.
    Toen we weer binnen waren, kwamen de spelcomputers uit hun hoesjes. Andere kinderen arriveerden, haalden hun eigen spelcomputers uit de tas en parkeerden zich zwijgend naast hun soortgenoten. Soms ruilden ze hun apparaten en brachten ze het poppetje van hun neefje of nichtje naar het volgende niveau.
    De volgende dag begon te dooien. De regen kleurde groene plakken in de velden.
    Mijn broer kocht een flatscreen-televisie in een enorme supermarkt aan de rand van een naburig dorp. Het oude televisietje dat in het huis stond, weigerde het signaal van de Wii. ‘Ik moest er toch nog eentje kopen,’ zei hij. In het winkelwagentje stond de doos met het scherm ingeklemd tussen de melk, pindakaas en sterke drank.
    De hele avond werd er getennist en gedanst voor de televisie. Alleen de oudste kleinzoon doorbrak de verdeling van mannen en vrouwen door met beide mee te doen. Hij versloeg alle vrouwen met het dansen. Zijn lichaamsbewegingen vertoonden geen enkele correspondentie met de muziek. Dat deed niemand hem na.
    Toen we naar huis reden, in een landschap dat van duister en mysterie was ontdaan door hard grijs licht en druilerigheid, vroeg mijn vrouw: ‘Wat was nou het verhaal van die flatscreen?’

Voor mijn gebit was het al te laat

Bij het kauwen op een hap cruesli brak een hoekje van een kies af. Dat was niet voor het eerst. Elk jaar breekt er ergens in mijn gebit iets af, dat gaat al een tijdje zo.
    Ik herinnerde me hoe ik vroeger bij het aanrecht van mijn ouders veinsde dat ik mijn tanden poetste. De schemerige keuken werd door een grijze harmonicadeur gescheiden van de woonkamer, waar mijn ouders televisie zaten te kijken. Ik zette de kraan aan, deed tandpasta op de borstel en bewoog vervolgens met de borstel langs de binnenkant van de spoelbak. Het schurende geluid moest poetsende activiteit suggereren. Ik maakte het geluid ongeveer even lang als ik meende dat een poetsbeurt zou duren.
    Om redenen die ik niet kan achterhalen, drong niet tot me door dat het ontwijken van het poetsen evenveel moeite koste als het poetsen zelf.
    Toen ik in de vierde of vijfde klas zat van de lagere school, stopte er een grote witte bus voor de ingang van de speelplaats. Er bleek een tandartspraktijk in de zitten. Elk kind werd opgeroepen. Ik weet niet hoe lang ik in die bus heb gezeten, maar ik kwam er uit met negen vullingen. Terug in de klas, liet ik dat getal met enige trots vallen. Het respect waar ik op hoopte, bleef uit.
    Ik bleef slecht poetsen, ook op de middelbare school. Dat veranderde pas toen een trompetiste bij harmonie zei dat ik uit mijn mond stonk. Ze maakte er verder geen ophef over. Ze zei het en daarna hadden we het over iets anders. Een jaar of twee later, zou ik haar voor het eerst zoenen.
    De harmonie heeft in allerlei opzichten mijn leven gered, maar voor mijn gebit was het al te laat.

Mensen waar ik vroeger bang voor was

Al maanden werk ik aan een aanvraag voor een Europese onderzoekssubsidie. Ik vroeg zes universiteiten en een bedrijf om mee te doen. Inmiddels ben ik dertigduizend woorden verder – en 28 tabellen, negen figuren, een PERT diagram en een GANTT diagram.
    Ik heb Europese subsidies altijd gemeden, om uiteenlopende redenen. Die luxe kan ik me niet meer permitteren.
    Morgen is de deadline. Ik werkte het weekeinde aan het vervolmaken van alle werkplannen. Een onwaarschijnlijk priegelwerk met Milestones en Deliverables. Ik raakte in een soort trance.
    Net toen alles gereed was, kreeg ik een mail van een onderzoeker uit Cambridge, de wereldwijde autoriteit op het gebied van de aanvraag. Hij wilde toch meedoen.
    Mijn vrouw vroeg hoe het ging. Ik vertelde dat ik de werkplannen, begrotingen en een paar diagrammen moest overdoen omdat Cambridge ineens was ingestapt.
    ‘Zijn dat de mensen waar je vroeger bang voor was?’ vroeg ze.
    Het waren inderdaad die mensen.
    ‘Waarom lach je me uit?’ vroeg ze.
    Ik zei dat ik haar niet uitlachte. Ik was het vergeten. Een ogenblik voelde ik heimwee naar die angst.