Posts in Tekst
Acceptatie van verlies

Een vriend en ik keken de finale van de Champions League in een café op de Zeedijk in Amsterdam. Even verderop werden onze fietsen gestolen. Daar zouden we pas later achterkomen.

Aan de bar zaten twee jonge vrouwen gekleed in t-shirts van Bayern München. Geconcentreerd volgden ze de wedstrijd.
    Vrouwen in voetbalshirts, het is een verschijning die je in Nederland weinig ziet. Dat zou je de Nederlandse vrouw kunnen verwijten, maar ik vermoed dat het eerder de vaders zijn die hun plicht hebben verzaakt.
    Na de verloren wedstrijd staarden de twee vrouwen met holle ogen voor zich uit. De teleurstelling werd langzaam verteerd. Het moet gezegd, het lijden, ontdaan van zijn morele ballast van slachtoffers, daders, verontwaardiging en engagement, was prachtig.
    Een voetbalclub is zoiets als een romanpersonage. Je wordt verleid tot identificatie, tot de illusie dat een verzinsel je iets kan schelen. Dat is vaak makkelijker dan het lijkt. Zadel een personage op met een verschrikkelijke ziekte en je bent al aardig op weg. Wanneer een miljoenenbedrijf, een organisatie van miljonairs, erin slaagt om identificatie op te wekken, is dat echter een kunststukje dat meer respect afdwingt dan de bedenksels van veel romanschrijvers.  

We dronken nog wat bier en liepen daarna terug naar onze fietsen. Of liever, naar de plek waar we ze aan een hek hadden geketend. Mijn dure vouwfiets schitterde in afwezigheid, net als de zoveelste fiets op rij van mijn vriend. Drommen toeristen slenterden nog steeds de Zeedijk af, maar het had de dieven niet weerhouden. Dat dwong ongewild ook enig respect af.

Een paar dagen eerder zat ik in een discussiepanel met CDA-kamerlid Haersma Buma. Het ging over de vraag of je acceptatie van veiligheidsrisico’s kunt verkopen aan de burger. Ik had beweerd dat het kon.
    Nou, dacht deze burger. Laat maar eens zien dan.

Meer ontsnapping dan we konden verorberen

Drie loonslaven in een auto, weg van huis en gezin, zonder plan. We reden over een industrieterrein in het Amsterdamse havengebied. Zomaar.
    ‘Kijk, ijzererts,’ zei Wijn.
    We keken naar de bergen van ijzererts. Die zagen we anders nooit. Het avontuur was begonnen.
    Op het fietspad naast het terrein met de ijzererts liepen drie mensen in oranje kledingstukken.
    We hadden geen plan, behalve dat we Koninginnedag zouden ontvluchten. O, en we zouden misschien met een bootje gaan varen, ergens in het veen bij Landsmeer. Verder zouden we wel zien. Als drie loonslaven zeggen dat ze op avontuur gaan, dan bedoelen ze dat ze de routebeschrijving niet hebben uitgeprint.

Een kwartiertje later passeerden we een plaatsnaambord. Kadoelen, stond erop. Kadoelen, we proefden het woord een paar keer in de mond. Op een kilometer of vijf ten noordwesten van Amsterdam Centraal begon een nieuw land.

We passeerden een Lidl. Hij bleek open. Thuis was alles dicht, maar in Kadoelen was een Lidl gewoon open. Wijn trapte op de rem. Even later betraden we de supermarkt. Ik geloof niet dat een van ons ooit in de Lidl was geweest. Een nerveus soort koopzucht maakte zich van ons meester. Bakjes huzarensalade, 32 cent. Met moeite beperkten we ons tot drie bakjes. De rest van de kar vulde zich met genoeg proviand voor een kleine week, ook al zouden we hooguit een nacht wegblijven. We kochten hier geen eten, maar ontsnapping.

In het uitgestorven veengebied Ilperveld maakten we een boottochtje. Daarna toerden we langs een paar dorpen. In Ransdorp had de bevolking zich verzameld voor de ringsteken. Er was een soort achtbaan gebouwd. De ringsteker ging op een karretje zitten, een lange stok in de handen geklemd. Het karretje werd losgelaten op de achtbaan. De ring hing een meter of dertig verderop boven de baan. De mannen in het dorp waren te geoefend en staken met grote precisie de stok door de ring. We moesten een klein half uur wachten voor iemand het doel miste en de bak met water over zich kreeg.

In het café van Ransdorp raadpleegden we onze iPhones. We besloten naar een luxe hotel te gaan in Edam. Waar de loonslaaf op avontuur is, daar is ook de creditcard.

Tijdens het uitgebreide diner spraken we over de toekomst. Wijn zei dat hij over tien jaar best in de goot kon liggen, maar het klonk niet erg overtuigend. Het was alsof hij zich moed probeerde in te praten. Wanneer hij een beetje zijn best zou doen, behoorde de goot ook tot de mogelijkheden – zoiets. Ik herkende dat gevoel. We hebben de goot nodig om de wurgende vlakheid van de jaren die voor ons liggen onder ogen te kunnen zien.

In een café speelden we biljart. De zaak was leeg, op twee mannen na die zich over de fruitautomaten hadden ontfermd. Edam is een prima locatie om Koninginnedag te ontlopen.

We sliepen met zijn drieën in de bruidsuite van het hotel. Ik scheen enorm te hebben gesnurkt. In plaats van schaamte daarover, dacht ik met genegenheid aan mijn vrouw. Ze laat mijn gesnurk doorgaans onvermeld.

De volgende middag leverden we de leenauto weer af op zijn vaste plek bij Station Sloterdijk. Uit de kofferbak haalden we de volle boodschappentas van de Lidl. Het pakje ham, de voorgesneden kaas, drie appels, ik weet niet wat er verder nog in zat, maar het was allemaal onaangeroerd gebleven. We hadden meer ontsnapping gekocht dan we konden verorberen.

Onheil is een product

In een recent verschenen boek wordt beweerd dat de Verenigde Staten in ongeveer 15 minuten geheel ontregeld kan worden. Via internetaanvallen. Er zijn al vele van zulke boeken verschenen. De enige reden waarom dit boek  aandacht kreeg is omdat de auteur ooit een  hooggeplaatst bestuurder was.

Onheil is een product. Er is een bepaald type deskundige dat zich specialiseert in dit product. Voorspellingen van onheil kunnen tegen lage kosten worden geproduceerd en de vraag ernaar is redelijk conjunctuurbestendig. Vroeger dacht ik dat het gedragen werd door angst – indien niet bij de deskundigen zelf, dan toch bij de afnemers van dat onderzoek. Maar bij de mensen die dat onderzoek inkochten, zeg de overheidsdiensten die met de openbare veiligheid zijn belast, zag ik geen angst. Ze waren vooral gefascineerd, soms geamuseerd.

Naast de bedrijfstak die onheil produceert, bestaat een iets kleinere, maar ook levensvatbare sector die relativering van onheil levert. Daar werk ik. Afgelopen vrijdag gaven een collega en ik les aan ambtenaren. Een van de ambtenaren zei: “Het valt me op dat er nogal wat relativisten langskomen in deze opleiding.” Het is geen goedkope opleiding, dus we kunnen vaststellen dat ook relativering economische waarde heeft.

Zelf vind ik relativering een iets sympathieker product dan onheil. Maar zoals bekend is verkoop gebaat bij een zeker geloof in het eigen product.
     Soms fantaseer ik dat ik me specialiseer in de verkoop van apathie. Daarvoor heb ik echter nog weinig afnemers kunnen vinden. Misschien geloof ik er zelf onvoldoende in.

Hartstochtelijk staren

Op het terras aan de achterkant van het ministerie stonden vier ambtenaren zwijgzaam te roken. De zon scheen, maar verder was er niemand. In dit gebouw werken enkele duizenden mensen, maar ze lieten het terras bij de koffiehoek aan de rokers.

De rokers hadden zich verdeeld over de vier hoeken van het terras en keken allemaal naar de groen uitgelopen bomen van het Haagse bos, aan de andere kant van de sloot die achter het ministerie liep. Vogels kwetterden. Een fietser kwam voorbij, de banden knerpend over het grind.

Als roken een band schept, dan bestond hij in dit geval uit de afspraak te zwijgen en te staren. Mooiere banden worden er niet geschapen tussen mensen. Niemand keek op zijn Blackberry, niemand las een vergaderstuk. Er werd hartstochtelijk gestaard en teder aan sigarettenuiteinden gezogen.

Een oude man die niet meer goed ter been was, slofte zich vooruit door het grind. Als je je ogen dichtdeed, klonken zijn slepende voetzolen als tientallen legerlaarzen die in de verte voorbij marcheerden. De ambtenaren staarden naar de man en langs hem heen, het groen in. Een van hen zuchtte hoorbaar. Een ander kuchte.

Uiteindelijk doofden ze een voor een hun sigarettenstompje in de asbak naast de deur en gingen ze weer naar binnen, zodat ik alleen achterbleef.

Kort daarna kwamen twee vrouwen naar buiten, de een met een flesje water en de andere met een kop cappuccino. ‘Jeutje, het is nog best wel koud, hé,’ zei een van hen. ‘Zullen we weer naar binnen?’

Een kwestie van onderhoud

‘Hoor ik een haan?’ vroeg onze dinergast, toen we in de opening van de tuindeuren stonden. Ik zei dat het inderdaad een haan was. Ergens, in een van de achtertuinen van onze straat, is een haan gehuisvest.
    De middenklasse koestert allerlei verlangens. Sommige daarvan nemen de vorm van een haan. Anderen verlangen een lege schoorsteen. Er was een brief in de bus gedaan door twee buurmannen waarin werd gesteld dat er nogal wat overlast was van een of andere vogelsoort met een voorliefde voor onze schoorstenen. Of we ook geïnteresseerd waren in deskundig advies en een offerte voor een beschermkap. Er waren ook straatgenoten die de daklozen uit de buurt wilden weren. Ook daarvoor werd deskundig advies ingeroepen.
    Volgens de kranten brokkelt het gezag van deskundigheid af. Zie de ophef rond klimaatonderzoek en griepvaccinatie. De kranten constateerden het met enige opluchting. Eerst was de politiek zijn gezag verloren, toen de media en nu was de wetenschap aan de beurt. Als overal het gezag afbrokkelde, dan kon men zichzelf niets verwijten. Maar het gezag van deskundigheid brokkelt alleen maar af op triviale terreinen. Griep, de zoveelste aangekondigde zondvloed, dat soort zaken. De zondvloed komt of hij komt niet, net als de griep. Maar als het gaat om eigen huis en straat, daar waar de burger zelf het heft in handen heeft, gebeurt er niets zonder deskundig advies. Aan de schoorsteenbeschermingsdeskundigheid is in het geheel geen gebrokkel te herkennen, om maar eens iets te noemen.

Er wordt wel eens gesteld dat de middenklasse een ingeslapen klasse is die geen verlangens meer zou kennen, anders dan het handhaven van de hypotheekrenteaftrek. Dat is een misverstand. De middenklasse is heel goed in het articuleren van vervulbare verlangens, meer dan welke klasse dan ook. Een haan, een lege schoorsteen, een daklozenvrije buurt, het ligt allemaal binnen handbereik. Soms is een ritje naar de dierenwinkel voldoende, een andere keer het indienen van een bezwaarschrift. Als ik afga op de stille toewijding waarmee in de achtertuinen alhier wordt gewerkt, dan vermoed ik dat het geluk tegen hele redelijke prijzen op voorraad ligt in de bouwmarkt. En waarom ook niet. Een samenleving waarin de bouwmarkten groeien, is een samenleving die de toekomst monter tegemoet treedt. De middenklasse weet als geen ander: geluk is geen kwestie van zoeken, maar van onderhoud.

Bijna dood

De eenzame aanvang van mijn verjaardag had zijn charme. De lege minibar, het zappen langs de televisiekanalen, het begon vanzelf, maar op een gegeven moment zocht ik het een beetje op. De volgende ochtend zongen mijn collega’s Happy Birthday voor me. Daarna bespraken we de financiële prognoses voor onze groep en de wetenswaardigheden rondom het berekenen van overhead. Tijdens de lunch bracht een medewerker van het hotel een gebakje met slagroom en een kaarsje.
[[popup file="IMG_0495.jpg" description="(thumbnail)" ]] Voor het diner belde ik met thuis. Mijn dochter van vier zei dat ze me miste. Alleen al daarom was het fijn om van huis te zijn. Ze vroeg hoe oud ik ook alweer was geworden. Veertig, zei ik.  ‘O, ik dacht vijftig,’ zei ze. ‘Gelukkig niet,’ zei ik. ‘Nee, gelukkig niet,’ antwoordde ze. ‘Anders ging je al bijna dood.’

Vanmiddag kwam ik thuis. Op tafel lag een lief kaartje van mijn vrouw. Daarnaast lag een tekening van mijn dochter – ‘een eiland met water er om heen,’ luidde de omschrijving.