Posts in Tekst
Maand tweeënveertig

Lieve Vera,

Deze maand had je vooral honger. De honger was niet nieuw, het obsessief melden daarvan wel. Je was een actrice die haar eerste rolletje had gekregen en wanhopig alle variaties uitprobeerde van de schamele hoeveelheid tekst die haar moest ontrukken aan de anonimiteit.
    In jouw geval bestond de tekst uit drie woorden: Ik heb honger.
    Vier woorden voor smeekbedes: Ik heb honger, pappa.
    In alle eerlijkheid, je gesmeek was weinig overtuigend. Meer zelfmedelijdend gejammer. Onthoud dit: zelfmedelijden roept eerder walging op bij het publiek dan sympathie. Het is veel effectiever hun medelijden op te wekken door je leed met waardigheid te dragen. Waardigheid, dat vinden de mensen mooi. Het ontslaat hen van de onaangename gewaarwording slachtoffers weerzinwekkend te vinden. Niemand kijkt voor zijn plezier naar een uitgeteerd kankerlichaam. Het is wel zo prettig als de patiënt zelf monter opmerkt vrede te hebben gesloten met de ziekte. Natuurlijk is het gespeeld, maar dat is geen schande. Alle waardigheid is geacteerd, alleen de kwaliteit van de voorstelling varieert.

Vandaag had je het ineens door. We liepen we over straat en je zei kalm: ‘Ik heb honger. Als ik niet eet, dan krijg ik hoofdpijn.’
    Zoals bekend zijn ouders snel onder de indruk van hun kroost. Maar voor iemand van drieëneenhalf vond ik dat een verbluffend waardig optreden. Ik heb je onmiddellijk meegevoerd naar de dichtstbijzijnde bakker. Je smeekbedes om de kaasstengel te vervangen door een marsepeinen varkenspootje heb ik genegeerd. Ook dat verlies nam je majestueus.
[[popup file="IMG_7636.jpg" description="(thumbnail)" ]]

[[popup file="IMG_7651.jpg" description="(thumbnail)" ]]

Februari was eveneens de maand dat je de interesse verloor in je aanstaande broertje of zusje. De komst daarvan wordt al tijden aangekondigd, maar weigert zich vooralsnog te voltrekken. Een poos lang vroeg je getrouw elke dag: ‘Is de baby al af?’ Nu lijk je te denken: ‘Ik zie het wel als het zover is.’ Die houding heb je van je vader. Je moeder is meer van de scenariostudies en contingency planning.
    Je hebt je aandacht verlegd naar de ‘plaatswerk’ – een houten timmertafeltje – en een zaagje dat je bij voorkeur aanwendt voor het amputeren van ledematen. Je vraagt overigens beleefd vooraf of je mijn arm of been mag afzagen.

Sinds de tweede voortplanting is medegedeeld aan vrienden en bekenden, krijgt je vader onveranderlijk dezelfde reactie van andere mensen die zich vaker dan eens hebben voortgeplant: twee is heel anders dan een. Waarbij ‘heel anders’ code is voor ‘veel erger’. Ook tot de code behoort de mededeling dat je ‘er wel veel voor terugkrijgt’. Verrassend genoeg zijn dit dezelfde mensen die het cynisch noemen als je menselijke relaties voorstelt als ruilhandel.
    Jij krijgt ook nog je aandeel, straks. Iedereen gaat je vragen te bevestigen hoe leuk het wel niet is, een broertje of zusje. Dat zul je een tijdje bevestigen. Alles wat nieuw is kan op jouw enthousiasme rekenen. Daarna zul je de vraag stilletjes gaan haten. En het mormel dat je koninkrijk is binnengedrongen ook. De stille haat zal niet verdwijnen, maar je zult merken dat je er een alleszins productief leven mee kan leiden. Liefde legt lam, het is de onvrede die ons vooruitgang brengt.

Geslagen hond

Enkele studenten wilden hun tentamen inzien, waaronder een jongen die zijn antwoorden had voorzien van enkele emoticons. Een aantrekkelijke, wat oudere student met een zachte stem en een bescheiden voorkomen.

We bespraken zijn antwoorden. Veelvuldig knikkend incasseerde hij de uitleg voor zijn ruime onvoldoende. Toen kwamen we bij de vraag waar hij een lachebekje had getekend.
    ‘Echt waar? Heb ik dat gedaan?’
    Hij trok het antwoordvel naar zich toe en staarde geschokt naar het bewijsmateriaal.
    ‘O, wat erg.’
    Hij verborg zijn gezicht in zijn handen en keek tussen zijn vingers door naar het papier. Het moment duurde lang. Ik had met hem te doen.
    Uiteindelijk ging hij weer recht zitten en zei: ‘Ik kom van het HBO.’
    Hij zag mijn onbegrip.
    ‘Ik bedoel, ik kan niet zo goed schrijven.’
    Ik glimlachte ongemakkelijk.
    ‘Sorry, laat maar,’ zei hij zachtjes.
    De rest van de bespreking zat hij erbij als een geslagen hond.

Opwaartse sociale mobiliteit mag aantrekkelijk zijn, maar het is lastig om onbeschadigd de eindstreep te halen.

Een koopje

In de trein naar Den Haag las ik dat Kees van Kooten beweerde dat masturberen vroeger, zonder het internet, een hele klus was. Tegenwoordig was er geen eer meer aan te behalen.
    Ik deel zijn wantrouwen jegens dat wat gemakkelijk of comfortabel is. Daarin ben ik niet alleen. De toerisme-industrie biedt al een poosje reizen aan waarvan het gebrek aan comfort het voornaamste verkoopargument is. Dat heet dan authenticiteit.
    Wellicht bestaan er ook zulke nichemarkten in internetporno, voor mensen die comfortabele orgasmen wantrouwen.
   
D. en ik aten dim sum in de Wagenstraat.
    Hij wilde weten waarom ik boos word wanneer iemand het begrip authenticiteit in de mond neemt.
    Er volgde een warrig gesprek. Ik geloof niet dat je de waarheid over jezelf kan opdiepen tijdens een cursus of consult. Wel geloof ik dat veel mensen bereid zijn om iemand te betalen die uitlegt dat hun ongemak, angst of weerzin jegens de medemens alleszins acceptabel is. Het woord authenticiteit schijnt in dat verband wonderen te doen.
    Dat lijkt me weinig bezwaarlijk. Ik hoor wel eens klachten over de tarieven van loopbaancoaches en vergelijkbare beroepsgroepen, maar voor het produceren van wonderen komt een uurtarief van honderdvijftig euro me redelijk marktconform voor. Goed, Jesus werkte gratis, maar het was wel lastig een afspraak met hem te maken tijdens kantooruren.
    In de marketing verschijnen de laatste jaren boeken over authenticiteit. Ze beantwoorden de vraag hoe je als bedrijf consumenten de illusie kunt verkopen dat ze uniek zijn en een echt leven leiden. Voor zo’n product ben ik ook in de markt, ik hou me aanbevolen voor tips.
    Al met al werd mijn boosheid niet opgehelderd.

We eindigden in café De Paas. Op mijn verzoek reconstrueerden we de paden die ons nu hadden afgeleverd in de boezem van de oppassende middenklasse. De meest dramatische wending in het pad van D. had zich voorgedaan toen hij, na twee jaar, er achter was gekomen dat de studie bedrijfskunde zich nogal vasthoudend met bedrijven bezighield. Toen is hij iets anders respectabels gaan studeren. Een dergelijk inzicht had zich bij mij nog niet voorgedaan.
    Vlak na de conclusie dat we geen van beide aanleg hadden voor avontuur, sprong hij ineens op om zijn trein te halen. Anders zou hij te laat in bed liggen.
    Zo bleef ik achter met twee halfvolle bierglazen.
    Naast me vroeg een oude man aan de barkeeper of hij nog een vrouw voor hem in de aanbieding had. Hij was er wel weer aan toe.
    De barkeeper schudde zijn hoofd.
    De man knikte zachtjes. Om zijn hals hing een plastic buisje, alsof hij een stethoscoop droeg onder zijn trui.
    We luisterden naar de muziek.
    ‘Is dit Perry Como?’ vroeg hij aan de barkeeper.
    Het bleek Sinatra te zijn.
    Bij het volgende nummer vroeg de man weer of het Perry Como was.
    Maar ook dat was niet Perry Como.
    Ik had grote moeite mijn bierglas leeg te drinken.
    De man staarde voor zich uit. Er waren genoeg lege barkrukken, maar hij wilde blijkbaar liever staan.
    Tijdens een ander muzieknummer verzuchtte hij: ‘Ik was nog jong toen dit op de radio kwam.’
    Toen legde hij zijn hoofd op de rand van de bar.
    Echtheid.
    Honderdvijftig euro om je daarmee te verzoenen is een koopje.

Respectvolle desinteresse

Mijn ouders kwamen op bezoek. Het programma is altijd hetzelfde: klussen, spelen met kleindochter, eten, televisiekijken.

De eerste klus was het schoonmaken van de dakgoten. Ik liet mijn vader op het gladde dak klimmen. Boven me hoorde ik gescharrel met pakken natte bladeren. Ondertussen vroeg ik me af vanaf welk moment het niet langer vanzelfsprekend zou moeten zijn dat de vader het dak op gaat, in plaats van de zoon. Het leek me dat het moment een kleine tien jaar geleden gepasseerd was.

Halverwege de middag dronken we koffie.
    Ik vroeg mijn vader of hij een stuk vruchtenbrood wilde.
    Voordat mijn vrouw was gaan werken, had ze me opgedragen iets lekkers te kopen voor mijn ouders.
    Het probleem is: mijn ouders vinden alles lekker. Behalve gesmolten kaas.
    Bij de bakker keek ik langdurig naar het assortiment. Ook zonder gesmolten kaas waren er allerlei mogelijkheden. Ik geloof niet dat er iets bij zat dat mijn vader onaangenaam zou vinden.
    Op de toonbank lag een rijtje vruchtenbroden met spijs en poedersuiker. Ik hou wel van spijs en poedersuiker.
    ‘Ach ja, geef maar een stuk,’ zei mijn vader.

Drie stukken later zei hij: ‘Wat ik nou niet begrijp, hè. Ze zeggen dat de economie vier procent krimpt. Maar waarom is dat zo erg? Als jij of ik vier procent minder verdienen, dan is er toch ook niet zoveel aan de hand?’
    Goed punt.
    Ik dacht aan het mysterie dat economie heet. Eerst zei ik het ook niet te weten, gevolgd door de  opmerking dat veel maatschappelijke processen gebaseerd zijn op groei. Als er geen groei is, loopt de zaak vast. Daarna oreerde ik nog wat over de aflossing van de staatsschuld, werkeloosheid en kettingreacties – een ontluisterende verzameling klokken en klepels.
    Mijn vader knikte en zei dat hij gek werd van alle geleuter op televisie.
    Wat de crisis ook mogen inhouden, dat in ieder geval: slechte televisie.
    Ik vermoed dat mijn ouders graag vier procent van hun inkomen zouden inleveren om verlost te worden van het gekakel.
    Het zou een elegante oplossing zijn. Iedereen levert vier procent van zijn inkomen in en dan praten we nergens meer over.
    Als economen dan willen uitleggen waarom economie niet zo werkt, betalen we allemaal een procent extra om de economen te laten zwijgen. Zoals je in een restaurant de violist een fooi geeft om je met rust te laten.
    Maatschappelijke betrokkenheid is mooi, maar tegen een redelijke vergoeding zou respectvolle desinteresse ook mogelijk moeten zijn.

Het vruchtenbrood was op.
    ‘Goed,’ zei mijn vader. Hij gaapte en kwam overeind. ‘Wat nu?’
    ‘De gordijnrails,’ antwoordde ik.

Fietstrommel (slot)

Voorafgaand: zie hier.

    De eerste les van het ambtelijke bestaan is: er bestaan geen eenvoudige problemen.
    Zo ook in dit geval.
    De wethouder zat in zijn maag met het fietstrommelbeleid. Er werden te weinig fietstrommels gebouwd. Alles waarmee de wethouder in zijn maag zit, daar plooit de ambtelijke organisatie zich loyaal omheen.
    Het zat zo. Burgers kunnen fietstrommels aanvragen. Tot zover geen probleem.
    Dan volgen er welstandstoetsingen, verkeerseffectrapportages en draagvlakpeilingen. Uiteraard.
    Het cynische publiek wil dit soort procedures nog wel eens schamper benaderen. Dat is het lot waarin de bureaucraten zich schikken. Ook zij verliezen wel eens uit het oog dat het publiek de procedures zelf heeft afgedwongen. Of ze zijn te beleefd om het publiek daaraan te herinneren.
    Ik ken iemand die gesneuveld is op de inkoop van koffieautomaten. Dat zou niet zorgvuldig genoeg gebeurd zijn. De kranten stonden er vol met verhalen over wanbeleid. Voortaan moet er dus een brede doelmatigheidstoetsing worden uitgevoerd.
    Afijn.
    Door alle zorgvuldigheid kan het meer dan vijf jaar duren voor een fietstrommel wordt geplaatst. Of hij wordt helemaal niet geplaatst. In de gemeenteraad was de wethouder hierover kritisch onderhouden. De fietstrommeldoelstellingen stonden op de tocht.
    De jonge ambtenaar glimlachte deemoedig en vroeg of ik nog tips had.
    Ik had geen tips, alleen nederigheid. Dit leek me de apotheose van beschaving. Bestuur als geïnstitutionaliseerde hypocrisie.

Zijn verhaal bleef nog dagen bij me. Er zijn mensen die troost vinden in literatuur of muziek. Ik vind troost in de fietstrommel.

Fietstrommel

Toen ik de jonge gemeenteambtenaar vroeg waar hij zich mee bezig hield, zei hij: ‘De fietstrommel.’
    ‘De fietstrommel,’ herhaalde ik, iets te nadrukkelijk. Ik had zelden een mooier antwoord op die vraag gehoord. Even voelde ik de behoefte hem te omhelzen en tegen me aan te drukken.
    De ambtenaar glimlachte behoedzaam, alsof hij wachtte tot ik een grap ging maken.
    ‘Fietstrommel als in: broodtrommel?’ vroeg ik.
    Hij knikte.

Ineens zag ik ze voor me, de halfronde plexiglazen stallingen met plaats voor een handvol fietsen. Een kaasstolp, daar dacht ik aan als ik er langs fietste. Maar nu begreep ik dat het uit de kluiten gewassen broodtrommels waren. Je opende ze door met een handvat een deel van de zijwand omhoog te schuiven in de rest van de constructie.
    Tot dan toe verkeerde ik in de veronderstelling dat mensen die zelf voor hun deur hadden neergezet. Dat was naïef. Er is een fietstrommelbeleid. De gemeente wil graag fietsbezit stimuleren, vanwege milieu, gezondheid, verkeer, waarvoor niet eigenlijk. Er zijn burgers die graag hun steentje bijdragen, maar die geen plek blijken te hebben om hun fiets te stallen.
    Veel maatschappelijke problemen zijn onoplosbaar, maar het bouwen van een plek om een fiets te parkeren, dat moet toch mogelijk zijn. En zo kan het gebeuren dat een jonge verkeerskundige ineens de baas is van het gemeentelijke fietstrommelbeleid.
    Maar de eerste les van het ambtelijke leven is: er bestaan geen eenvoudige problemen.

(Wordt vervolgd.)