Vooruitbetaling

Ik schoof mijn dienblad naar de kassa.
‘Goedemiddag,’ zei de mevrouw achter de kassa.
‘Goedemiddag,’ zei ik.
De vrouw voerde mijn bestelling in op het touch screen.
Twee bruine bolletjes, kuipje gele kip-kerriesalade, krentenbol, kom soep, halfje melk.
Ik wachtte tot ze drie euro tien zou zeggen.
Ze moest even zoeken naar de juiste knop voor de kip-kerriesalade. Na enkele menupagina’s doorgebladerd te hebben, vroeg ze het aan haar buurvrouw.
‘Salade luxe,’ antwoordde de buurvrouw.
‘O ja.’
Ze drukte op totaal.
‘Drie euro tien.’
Ik gaf haar vijf euro. ‘Alstublieft.’
Ze nam het briefje aan en verzamelde het wisselgeld.
‘Dank u wel,’ zei ik, terwijl ze de munten in mijn handpalm legde.
‘Alsjeblieft,’ antwoordde ze. Alsof ze zei: ‘Geeft niet. Is niet erg.’

Het gesprek was waarschijnlijk identiek aan de talloze eerdere keren dat ik hier afrekende. Net als de drie euro tien. Maar ineens verbaasde ik me over de volgorde – pas ze pas alstublieft zei nadat ik haar had bedankt. Dienstverlening na vooruitbetaling.

Ik verlangde een moment naar de Amerikaanse overvloed aan hartelijkheden rondom eenvoudige economische transacties.

Terwijl ik mijn portemonnee weg stopte, schoof de man na mij zijn dienbord naar de kassa.
Kommetje soep, een kroket en een zakje mosterd.
‘Goedemiddag,’ zei de mevrouw achter de kassa.
De man staarde zwijgend naar de kroket die hij wenste aan te schaffen.

Luitenant Kolonel Petrov

Gisteravond zei mijn vrouw dat ze niemand wist die haar inspireerde.
Ze schrok er zelf een beetje van.
Op haar schoot lag een vragenlijst voor iets dat een ontwikkeltraject heet, geloof ik.
Van die bijeenkomsten waar kantoorwerkers geleerd wordt hun arbeidsproductiviteit te verhogen door te praten over inspiratie en passie.

Bij vraag 5 dienden drie namen genoteerd te worden van mensen die haar inspireerden.
Mijn naam kon ze niet noteren, beweerde ze, omdat ik bij vraag 2 al opgevoerd werd als “een familielid” die haar sterke en zwakke punten moest opsommen.
Ik zei dat ze heus wel inspirerende mensen wist, maar dat ze nu murw was omdat ze de hele dag over inspiratie gepraat had.

Ik keek naar het formulier. Het coachingsbureau beloofde dat met hun hulp “je de architect wordt van je eigen toekomst.” Ik dacht aan een tekentafel en daarna aan formulieren voor het aanvragen van een bouwvergunning. Wellicht heb je onder de toekomstarchitecten ook Rem Koolhazen, met spraakmakende ontwerpen waarvan de daadwerkelijke realisatie bijzaak is. Mijn toekomstarchitectuur speelt zich meer af in het bereik van de dakkapellen en fietsschuurtjes.

Mijn vrouw legde het formulier weg en meldde dat ze alvast naar bed ging.
Ik zei dat ik nog even de laatste samenvattingen bleef kijken van de KNVB-beker. Op dat moment werden de hoogtepunten getoond van de Treffers/Kegro tegen ASWH.

Vanochtend las ik een bericht over een man die op 26 september 1983 de wereld had gered door niets te doen. Ik belde mijn vrouw op en zei dat ik iemand had gevonden voor haar lijst.

[[popup:stanislav_petrov.jpg:stanislav_petrov.thumb_copy1.jpg::center:0]]

Allesomvattende strategie (2)

Eerder: 1. 

Ik sloeg de bladzijde om van de krant.
Op pagina 2 maakte iemand zich boos dat Nederland onvoldoende voorbereid is op rampen.
Ik wist niet precies waarom, maar de gedachte dat we ooit voldoende voorbereid zouden zijn vervulde me met weerzin.

De man die zich boos maakte zei dat het gebrek aan voorbereiding “onverantwoord [was] omdat er mensenlevens in het geding zijn.”
Mijn leven is elke dag in het geding en dat leek me ineens minder verantwoord dan ik tot dan toe had aangenomen.

Het beste dat je kan overkomen is dat er mensenlevens in het geding zijn, als rapportenschrijver. De ernst van een probleem verlicht aanzienlijk de kwaliteitseisen aan wat er verder nog te berde wordt gebracht. Gelukkig zijn mensenlevens altijd in het geding. Anders zijn er altijd nog dierenlevens. Daarmee kom je tegenwoordig ook een eind. Dat heet beschaving. Beschaving betekent dat er bij herhaling wordt vastgesteld wat er onverantwoord is.

Nadat ik mijn dochtertje naar de kinderopvang had gebracht, hervatte ik mijn werk aan een rapport voor een internationale organisatie. Ik was halverwege in een redenering dat het probleem veel minder erg was dan werd aangenomen.

Problemen kleiner maken in plaats van groter is retorisch veel interessanter, omdat de bewijslast zwaarder is. Het is dezelfde asymmetrie als die tussen goed en slecht nieuws. In een krant oogt goed nieuws al snel naïef of onkritisch van de betreffende journalist. Aan slecht nieuws heeft nog nooit iemand zich een buil gevallen.

In mijn inbox trof ik een email van iemand die mijn conceptanalyse had gelezen en me op hoge toon uitlegde dat het probleem helemaal niet meeviel en juist onverantwoorde vormen had aangenomen.

Ik verplaatste de cursor naar de slotparagraaf van het document, knabbelde een moment op mijn nagelriemen en tikte toen: Vooralsnog is er geen sluitende oplossing voor dit probleem. De minuten daarna vervlogen met mijmeringen over oplossingen die zichzelf sloten.

Allesomvattende strategie (1)

De krant berichtte over een rapport waarin werd geconcludeerd dat “de leiding van de CIA geen allesomvattende strategie [had].”
De afwezigheid van een allesomvattende strategie was [[popup:top_cia_faalde.jpg:voorpaginanieuws:::0]].

Terwijl ik kauwde op een boterham met vegetarische paté, mediteerde ik een moment op de vraag hoe een allesomvattende strategie er uit zou zien.
Het leek me een fenomeen in dezelfde categorie als tijdreizen en wereldvrede – strikt genomen zijn ze niet onmogelijk, maar vooralsnog leiden ze een theoretisch bestaan.

Met een slok melk probeerde ik de smaak van vegetarische paté uit mijn mond te spoelen.
Melk is daar niet bijzonder geschikt voor.
Mijn dochtertje at ook vegetarische paté.
Als ik ander broodbeleg neem dan mijn dochtertje, eindigt het ontbijt ermee dat ze mijn boterhammen op eet en ik de hare.
Daarom eten we identieke boterhammen.
Met de gewonnen tijd kan ik een vluchtige blik op de krant werpen.
Het is een strategie, maar vermoedelijk geen allesomvattende.

Rapporten concluderen voortdurend dat het in deze of gene kwestie aan een allesomvattende strategie heeft ontbroken.
Of dat er onvoldoende afstemming heeft plaatsgevonden tussen dit en dat.
Of dat er iets voorkomen had kunnen worden, mits men iets anders had gedaan. De regels had gevolgd, bijvoorbeeld. Of afgeweken was van de regels.

Ik weet dit omdat ik zelf zulke rapporten fabriceer.
Het maakt niet uit voor welk onderwerp ik gevraagd word.
Af en toe wil iemand in mijn vriendenkring weten waarom men mij inhuurt een rapport over onderwerp X te schrijven, terwijl men mij nooit eerder op enige expertise aangaande onderwerp X heeft weten te betrappen.
Het gaat echter niet om expertise, maar om de vaardigheid om een rapport te fabriceren.
De belangrijkste vaardigheid daarvoor is weten dat de antwoorden al klaar liggen.
Iedereen weet dit, lijkt me.
Maar op woensdag 22 augustus was het voorpaginanieuws.

Ik sloeg de bladzijde om van de krant.

(Vervolg.)

Die Pipo

Mijn vader stoot mijn broer aan: ‘Belt ‘ie me op om elf uur ‘s avonds, die Pipo daar.’
Die Pipo, dat ben ik – en ‘daar’ is aan de andere kant van de witte formica statafel in de tuin van een oom en tante die veertig jaar getrouwd zijn.
‘Om te vragen wat kapot konijn in het zuur is,’ vervolgt hij.
Onmiddelijk daarna schiet hij in de lach. Hij moet zo hard lachen dat hij vooroverbuigt. Hij zet een stap achteruit, weg van de tafel, om ruimte te maken om te kunnen lachen. Hinnikend tilt hij een knie op en zet die met kracht weer neer. Ondertussen blijft zijn linkerhand geklemd om een bierglas op de statafel, alsof het glas een meerpaal op de kade is die moet voorkomen dat zijn lichaam door het woelige getij wordt meegenomen.

Ik schiet ook in de lach. Niet om de grap – als je het dat al kan noemen – maar om hoe grappig mijn vader het vindt.
Ik ken deze lachende man niet uit mijn opvoeding, maar sinds de laatste zoon een jaar tien geleden het huis uit ging, heeft een niet aflatende vrolijkheid van mijn vader bezit genomen. Mensen die hem niet kennen, denken soms dat hij dronken is. Wellicht is hij dronken van de gedachte dat het leven hem niets meer kan maken.

Als hij klaar is met lachen zegt hij: ‘Bah, niks zo lekker als even zeveren, helemaal nergens over.’
Over niks praten staat bovenaan in de hiërarchie van gespreksonderwerpen in mijn familie. Het is een hiërarchie die ik onderschrijf, maar mijn eigen inbreng blijft ergens in de onderste regionen hangen. Op momenten van paniek stel ik wel eens een belangstellende vraag aan deze of gene neef. Met zichtbare tegenzin verteld deze of gene neef dan over zijn werk of de net afgebouwde garage.

In de trein naar huis zegt mijn vrouw dat ze mijn kaakspieren hoorde knakken tijdens het kauwen van het konijn, precies zoals de kaken van mijn vader knakken. Thuis schijn ik dat geluid nooit te maken, maar in mijn vaders nabijheid beginnen mijn kaken spontaan te knakken.
Ik denk dat mijn lichaam iets weet dat ik nog niet weet.

Kapot konijn in het zuur

Mijn vader mailde dat kapot konijn in het zuur een optie was.
Voor zaterdag dan.
Voor zondag moesten wij maar een voorstel doen.
Groeten, Pap.

Ik vroeg glimlachend aan mijn vrouw of ze zin had om zaterdagavond kapot konijn in het zuur te eten.
Verwachtingsvol wachtte ik op de tegenvraag.
Maar mijn vrouw antwoordde dat ze er wel om heen zou eten.
Ik bleef alleen achter met mijn tegenvraag.

Om kwart over tien belde ik mijn vader.
Het was donker buiten en ik zag mezelf weerspiegeld in het venster. Terwijl de telefoon overging woelde ik door mijn haar. Mijn vrouw had er nog niets over gezegd, sinds ik dinsdag naar de kapper was geweest. De kapster had mijn haar geföhnd en ik had het nog niet thuis gewassen. Een man met geföhnd haar vraagt niet naar de oordelen van anderen.

Mijn vader nam eindelijk op.
Ik vroeg of ze al sliepen.
Nee, antwoordde mijn vader. Hij had de telefoon niet gehoord.
‘Aha,’ zei ik. Ik bel mijn ouders al negentien jaar, maar nog nooit hadden ze de telefoon niet gehoord.
‘Dat kapot konijn in het zuur,’ zei ik.
‘Ja,’ zei mijn vader. ‘Mam wil weten of jullie dat willen eten zaterdag.’
‘Wat is er precies kapot aan dat konijn?’
‘Nou gewoon.’
‘Gewoon.’
‘Hij is dood.’
‘Alle vlees is toch dood?’
‘Ja, oké,’ gaf mijn vader toe, op een toon die suggereerde dat ik een vergezocht theoretisch punt maakte. Normaliteit is een handzame uitvinding, maar deze dient met mate geconsumeerd te worden.
Ik broedde een moment op een verklaring voor mijn onbegrip.
‘Ik had het in het plat moeten zeggen,’ zei mijn vader.
‘Kepotte kenien in ut zoer,’ zei ik.
‘Ja,’ zei mijn vader.
Dat klonk net zo vreemd.
‘Zeggen ze dat zo?’ vroeg ik.
‘Nee, dat niet.’
Ik keek even naar een meneer in het raam die tamelijk in de war leek.
Toen zei ik dat we zaterdagavond graag kapot konijn in het zuur zouden eten.