Als er geen te hoge bonussen waren, moesten ze worden uitgevonden. (Max Pam, Over de uitwas die kapitalisme heet)
Lieve Vera,
Het was de maand waarin je te weinig sliep. Niet omdat je niet wilde slapen, maar omdat je te vroeg gewekt werd. Vond jij. Elke ochtend probeer ik je wakker te krijgen. Elke ochtend draai je van me weg en begin je hartstochtelijk te jammeren als ik je uit bed til.
Dit was ook de maand dat je niet meer naar school wilde. Een paar maanden lang was school de beste uitvinding sinds het perenijsje. Toen werd je juf ernstig ziek en raakte je, samen met een paar klasgenootjes, op drift als een stel zigeuners.
Begin deze maand kwam je eindelijk weer terug in je eigen lokaal. Met twee nieuwe juffen. Weer twee. Ik heb teveel nieuwe juffen zien komen en gaan. Sommige gezichten zag ik een enkele ochtend, daarna kwam er alweer een nieuw gezicht. Misschien werd het verzorgen van kleuteronderwijs ergens als cursus aangeboden, tussen expressief kleien en de poëziewerkplaats. Even lijkt het bevredigender, het boetseren met kinderzieltjes in plaats van klei. Maar ik had er alle begrip voor dat de vrouwen na een ochtend, misschien twee, terugverlangden naar een koude, zwijgzame homp klei. Daarom besloot ik niet meer te vragen naar hun namen.
Nu heb je twee juffen. Dat komt omdat bijna iedereen in het onderwijs in deeltijd blijkt te werken. Behalve je oude juf. We missen haar allebei. Je verafgode haar zozeer dat je haar wetten als een soort sharia invoerde hier in huis. Veel woorden werden verbannen. We moesten om de beurt praten. Lachen was vaak niet toegestaan. Je glom als je ons corrigeerde en je glom als je het zelf goed deed, in de klas. De sharia wordt gezien als instrument van onderdrukking, maar jij had ontdekt dat het leidde tot reproduceerbaar geluk.
De twee nieuwe juffen zijn erg verschillend. De eerste laat je even vergeten dat je school niet meer leuk vindt. De tweede is iemand die je daar weer aan herinnert. Ze boezemt je angst in. Ineens klamp je je weer aan mijn been vast. En de afgelopen week barstte je voor het eerst in huilen uit, toen je moeder je achterliet in de klas.
Ik wist eerst niet wat je bezwaar was tegen de tweede nieuwe juf. Totdat ik haar aankeek. Ze heeft de dood in de ogen. Een blik die ik ken van journaalbeelden uit rampgebieden en van ontmoetingen bij de koffieautomaat in mijn kantoor. Het is meteen duidelijk: ze kan er niets aan doen. De dood heeft intrek genomen in haar ogen. Waarschijnlijk stond de zaak al een poosje leeg.
Als volwassene raak je gewend aan die blik. Je probeert de blik te vermijden. Maar soms ontmoet je hem toevallig. Bijvoorbeeld omdat de ander staat te wachten tot de automaat iets gebrouwen heeft dat, volgens het bijschrift onder de betreffende knop, Wiener Melange heet. Dan kijk je de dood aan en knik je vriendelijk. Je beseft dat er momenten zijn geweest waarop je zelf die blik had, zonder het te weten. Het te willen weten. De vriendelijk knikkende medemens helpt daarbij. Je zult merken dat je vader een groot voorstander is van vriendelijk knikken. Er zijn weinig situaties denkbaar waarin dat een ongepaste reactie is. Zodra ik ontdekt heb welke dat zijn, zal ik je daarover inlichten.
Maar goed. Volwassenen zijn gewend aan die blik. Jij, daarentegen, trekt de enige juiste conclusie: je wilt vluchten.
Vluchten is een belangrijke menselijke vaardigheid. Het belang ervan kun je herkennen aan de grote schaal waarop het wordt ontmoedigd.
Als je vier bent is vluchten nagenoeg onmogelijk. Ja, kinderen vluchten in hun fantasieën, zeggen volwassenen dan. Maar fantasie, dat is vluchten voor beginners. Net als je weg bent, klinkt er een stem. Je kijkt op en aanschouwt ineens weer het gezicht van de vrouw die zich over je heen buigt. In haar ogen schuilt geen leegte, dat zou aanzienlijk draaglijker zijn. Nee, er is nog wel iets van leven in te ontdekken, maar dat leven is omstandig aan het creperen.
Als je moeder morgen dit leest, zal ze me aanspreken op deze onbarmhartige woorden over je tweede juf. Ik weet nog niet precies hoe ze dat zal doen. Dat is het aardige van je moeder. Maar ze zal niet ontkennen dat jouw wil om te vluchten een gepaste reactie is. En dat we je op dat vlak vooralsnog weinig te bieden hebben.
Je moeder en ik zijn allebei aan het oefenen met vluchten. Ik zal je op de hoogte houden van onze vorderingen.
Terwijl ik een boek las over het leven in de accountancy, koekjesproductie, raketbouw en andere beroepen die ik nooit zal beoefenen, maakte mijn vrouw beneden in de keuken een kruikje voor me. En een kop thee.
Voor het eerst in mijn leven had ik om een kruikje gevraagd. Je maakt mij niet wijs dat dit geen mijlpaal is. Ik ging ervan uit dat het kruikje gevuld zou worden met warm kraanwater, maar mijn vrouw stond erop er kokend water in te doen. Het was een kleine moeite om er nog een kopje thee aan toe te voegen, zei ze. Uit milieu-overwegingen stemde ik daarmee in. Tevergeefs opgewarmd warm water vervuld me met een zekere somberheid. Overigens hebben milieu-overwegingen wel vaker een opstuwend effect op mijn consumptiepatroon. Je zou daaruit het failliet van die overwegingen kunnen concluderen, maar zoals bij vele regelsystemen is het bestaan ervan belangrijker dan het resultaat.
De ibuprofen begon effect te sorteren en ik kreeg ineens een beetje trek.
Naast het bed lag mijn telefoon aan de oplader.
Ik pakte de telefoon en belde de mobiel van mijn vrouw.
Ik luisterde of ik de beltoon van mijn vrouw door de vloer van de slaapkamer kon horen. Het is een soort liftmuziekje. Maar ik hoorde niets.
Mijn vrouw nam enigszins verbaasd op. Na het kruikjesverzoek was dit interne telefoonverkeer een tweede primeur. Ik werd ineens bevangen door een gevoel van optimisme over wat de toekomst nog allemaal zou brengen.
Ik vroeg mijn vrouw of ze ook nog een bakje chips mee wilde nemen. Die nieuwe, ja.
Even later arriveerde mijn bestelling.
Daarna ging mijn vrouw douchen.
Ik overwoog mijn laptop te gaan halen en even een stukje te tikken. Optimisme is een vorm van agitatie en dat moet ergens in afgevoerd worden. Een ogenblik mediteerde ik op de vraag of het tikken van een stukje niet met terugwerkende kracht mijn hulpverzoek in een bedenkelijk daglicht zou stellen.
Ik bleef in bed.
De nieuwe chips, iets met pittige oosterse kruiden, combineerde verrassend goed met de kruidenthee. Terwijl ik het hoofdstuk over de accountants uitlas, ebde de agitatie langzaam weg. Maar niet helemaal.
In een hotel in Amsterdam had ik een afspraak met de Chief Technical Officer van TrendMicro, een wereldwijd opererend computerbeveiligingsbedrijf. De vorige keer dat ik hem sprak, liepen we naar de koffiehoek van de Bijenkorf en trakteerde ik hem op koffie met appelgebak. Deze keer had hij een verdieping van zijn hotel afgehuurd. Bij de receptie raadpleegden ze een schema. Ik moest naar kamer 4.16. Hij zou van de ene naar de andere kamer gaan, als een arts langs de patiënten in een ziekenhuis.
Hij kwam binnen, precies op tijd, schudde mijn hand en begon me uitvoerig te bedanken voor het feit dat ik ervoor gezorgd zou hebben dat de Nederlandse overheid wereldwijd vooropliep bij het bestrijden van botnets.
Ik zei dat hij mijn rol schromelijk overschatte.
Nee, dat vond hij niet. Hij herhaalde nog een keer zijn compliment.
Een belachelijk compliment. Ik zei nogmaals dat àls de Nederlandse overheid al vooropliep, het niet aan mij te danken was.
Weer wuifde hij mijn bezwaren weg.
Toen zei ik dat ik voor het verslag wilde laten aantekenen het niet eens te zijn met zijn bewering.
‘Je bent te bescheiden,’ zei hij glimlachend.
Soms is generositeit een vorm van agressie. Een manier om de overhand te krijgen. Je kunt iemands hand iets te stevig vastpakken of je kunt iemand iets te genereus complimenteren.
Desondanks werd het prettig gesprek. Onderdanigheid is een onderschatte vorm van geluk.
Ik parkeerde mijn fiets naar het hoofdgebouw van het opleidingsinstituut voor krijgsmachtofficieren. Voor de ingang waren twee militairen bezig met het hijsen van een vlag die ik niet herkende. Er staat een hele rij vlaggenmasten en ze waren halverwege. Een soldaat hield de vlag vast, een ander knoopte hem vast. Daarna drukte hij op een knopje drukte in de mast en werd de vlag met een zoemend geluid gehesen.
Het gebouw zelf doet sterk denken aan een zwembad uit de jaren zeventig. De binnenmuren zijn opgetrokken uit gasbetonblokken, de deuren zijn geel, de vloertegels grijs. Het ruikt ook als een zwembad. Een combinatie van chloor en toiletverfrisser.
In de gang langs de klaslokalen hing een staatsieportret van de vorige lichting die de opleiding doorlopen had. In het midden van de eerste rij had men een lege stoel neergezet. Ik vroeg een van de cursisten naar de reden van de lege stoel. Hij zei dat er twee deelnemers door persoonlijke omstandigheden de opleiding niet hadden kunnen afmaken en dat de stoel symbolisch stond voor hun aanwezigheid in de groep. Het gewicht waarmee hij “persoonlijke omstandigheden” uitsprak, suggereerde dat het een eufemisme was voor een bermbom of zelfmoordaanslag.
[[image file="IMG_0391.JPG" ]]
In de korte pauzes bleef ik meestal in het leslokaal. Ik bekeek onder andere de stickers op de muur. Het waren logo’s van verschillende krijgsmachtonderdelen – kleurrijke knutselwerkjes die uit de handen waren gebleven van de huisstijlpolitie en communicatieafdeling. Sommige onderdelen beeldden zichzelf af als sesamstraatfiguren of tekenfilmdieren. Ik zou ook het liefst als Grover ten strijde trekken.
[[image file="IMG_0388.JPG" ]]
Dit was het derde jaar dat ik les gaf in deze opleiding. De eerste keer moest ik wennen aan de formele beleefdheden die werden aangehouden. Men stond erop dat aan het begin van de dag een van de officieren mijn CV zou voorlezen aan de klas. Er zijn weinig situaties die ik beschamender vind. Slavoj Žižek heeft ooit beweerd dat dit fenomeen, wanneer iemand over je praat tegenover een ander en je herkent jezelf niet in de beschrijving, een vorm is van symbolische castratie.
Een andere beleefdheid bestond eruit dat ik voortdurend werd vergezeld door een chaperonne. Toen was dat een Luitenant der eerste klasse uit de onderzeedienst. De officier haalde koffie voor me en gaf me een rondleiding in de bedrijfskantine waarbij hij de slaatjes, broodjes, kroketten, kuipjes met kipkerrie en de soep van de dag voorzag van een korte recensie, om zo mijn keuzeproces te vergemakkelijken. Hij zag het ook als zijn taak om het gesprek gaande te houden tijdens de lunch.
Vorig jaar vergat men mijn CV voor te lezen bij aanvang van de les. Toen die omissie in de loop van de dag werd geconstateerd leidde dat tot enige consternatie onder de officieren. Uiteindelijk werd iemand aangewezen die aan het einde van de dag alsnog mijn CV ging voorlezen.
Gisteren liep het anders. Er werd geen CV voorgelezen en ik kreeg geen chaperonne. Niemand begon erover. Misschien dat de zorgen over de oorlog langzaam het opleidingsinstituut zijn binnengedrongen.
Het ministerie van Binnenlandse zaken heeft honderden domeinnamen gekocht, waaronder degeitwordtgemolken.nl en hetdesembroodiszuur.nl. Veel mensen denken ten onrechte dat bureaucratieën fantasieloos zijn.